Introductie
In de Waterschans no 1 van maart 2011 is geschetst, hoe 100 jaar geleden scouting in Bergen op Zoom begon en hoe het die eerste groep vergaan is tot en met 1923. Momenteel zijn er in Bergen op Zoom acht scoutinggroepen actief. Wanneer zijn die opgericht? Hoe ziet hun geschiedenis eruit? En welke groepen zijn er nog meer geweest? In dit artikel zal dat groep voor groep aan de orde gesteld worden, te beginnen bij de oudste groep en eindigend met de jongste groep. Om dit goed te kunnen volgen zal er eerst wat algemene dingen over scouting verteld moeten worden.
Scouting heette vroeger in Nederland padvinderij en was 100 jaar geleden alleen bedoel voor jongens van 11 tot en met 17 jaar, verenigd in de Nederlandse Padvinders Vereniging (NPV). Zo’n eenheid padvinders heette een troep, was verdeeld in patrouilles en stond onder leiding van een hopman. Binnen de rooms katholieke kerk heerste er in de beginjaren een groot wantrouwen tegen deze vorm van jeugdwerk en werden op een gegeven moment katholieke jongens verboden om lid te zijn van de padvinderij. Dat duurde tot 1930. Het katholieke episcopaat ging toen overstag en dat is de reden, dat er vanaf dat jaar in elke Bergse parochie een verkennerstroep opgericht werd. In eerste instantie gebeurde dat gewoon onder de vlag van de Nederlandse Padvinders, maar vanaf 1938 werd er een eigen landelijke, katholieke organisatie opgericht, de Katholieke Verkenners (KV).
Een achtjarige jongen kwam eerst terecht bij de welpen, geleid door een akela. Daarna werd hij verkenner en na het 17e levensjaar kon hij voortrekker worden, verenigd in een stam en onder leiding van een oûbaas. Voor meisjes gold eenzelfde verhaal. Daar was sprake van kabouters, padvindsters en pioniers en in eerste instantie alleen bedoeld voor ‘neutrale’ (protestantse) meisjes als lid van het Nederlandse Padvindsters Gilde (NPG). Heel veel later, in 1945, werd het ook voor katholieke meisjes mogelijk om lid te worden van scouting, door oprichting van de Nederlandse Gidsen Beweging (NGB). Geen padvindster dus, maar gids. Alle vier genoemde landelijke verenigingen hebben zelfstandig bestaan tot 6 januari 1973 en gingen toen op in één landelijke vereniging Scouting Nederland. Daardoor konden de groepen ook met jongens en meisjes gemengd gaan draaien. Even daarna werden ook de uniformen drastisch veranderd.
Voor Bergen op Zoom is het nog aardig om te weten, dat er binnen scouting tevens zeeverkenners zijn, bedoeld voor welpen, zeeverkenners en loodsen. Naast de huidige Karel Doormangroep was er vroeger ook een Scheldegroep actief.
Vanaf 1958 kon een scoutinggroep zelfs beginnen met rowans, maar de eerste rowanafdeling kwam er pas in 1967. Bij de meisjes waren dat sherpa’s en tegenwoordig zijn dat de explorers.
Tenslotte is het vooraf goed te weten, dat alle groepen verenigd waren in districten en de leider daarvan was een DC (districtscommissaris), met ADC-W (assistent districtscommissaris welpen) en ADC-V (-verkenners). Na 1973 werden de districten geleid door een districtsvoorzitter en werden de ADC-en speladviseurs genoemd. Het district zorgde voor training en grootschalige activiteiten. In de zestiger jaren had het katholieke district zelfs het buitencentrum Molenzicht (nu manege) tot haar beschikking. Sinds 1998 zijn de districten opgeschaald tot regio’s en vallen de scoutinggroepen uit onze stad onder de regio West Brabant.
Delmogroep 1926 – heden
(Draagt Elkanders Last Met Opgewektheid)
De oprichting van een padvindsters-afdeling moeten we zoeken in het jaar 1926. In dat jaar werd er landelijk het tienjarig jubileum gevierd van het Nederlandse Meisjes Gilde en leidster Spido van het landelijke Gilde hield toen een toespraak voor de radio. Deze toespraak zorgde ervoor, dat een aantal dames in Bergen op Zoom het initiatief namen om te kijken, of er een stel meisjes te vinden waren om een afdeling op te richten. Die dames hadden succes en wisten 18 meisjes bij elkaar te krijgen. Op de Rijks-HBS was er tevens ene mej. A. der Kinderen lerares Engels en zij was in Indië al enkele jaren lid geweest van de padvinderij. Zij vond het leuk om hier weer iets te doen met padvindsters en ze kreeg de naam Bajoe. De oprichtingsdatum werd 1 april 1927. De 18 meisjes, gezellen, gingen hard aan het werk om hun nieuwelingen-eisen te behalen. Een moeder, mevr. Goudstikker, borduurde een afdelingsvlag (wapen van Bergen op Zoom op een witte baan) en op 25 juni 1927 volgde de plechtige installatie van de meisjes en de groep. Er waren daar zelfs enkele oud-padvinders bij! Leden dus van de allereerste padvindersgroep in Bergen op Zoom. Op het einde van het jaar had de groep al 24 padvindsters, verdeeld in de rondes Akeleien, Irissen en Kooltjes Vuur. De opkomsten bestonden vooral uit inspectie, EHBO, knopen, wandelen, gymnastiek en armsignalen. Ook kamperen hoorde erbij. Het eerste kamp zou hebben plaatsgevonden in de Pinkstervakantie nabij de Grote Meren in Ossendrecht. Het weer was echter zo slecht, dat dit kamp niet doorging.
In de beginjaren was er nog geen clubhuis, maar in 1929 kon er een militair lokaal op de Grote Markt (eerste verdieping van het Vleeshuis) gebruikt worden voor de zaterdagmiddagbijeenkomsten. Niet voor lang, want spoedig zou men overgaan naar een lokaal van het Protestants Weeshuis (Blauwehandstraat 32). De groep was ook op andere terreinen actief. Er werd besloten om in beginsel mee te werken aan het oprichten van een jeugdherberg op Klavervelden. Er kwamen pioniers en een jaar later kwamen er zelfs kabouters. Rosy Goudstikker werd van die tien kabouters de eerste Oehoe. In 1934 verhuisde de groep naar een oude boerderij van de NS aan de Zandlinie (oude ingang van vuilstortplaats de Kragge aan de Bergsebaan). Bajoe der Kinderen vertrok echter in 1933 en mej. Dupper, lerares aan de Neutrale School in de Coehoornstraat, nam het van haar over onder de naam Guido. Dat zou ze overigens 16 jaar blijven doen en daarna zou ze tot ver na 1960 aan de groep verbonden blijven. De oude boerderij bleek helaas te ver weg en te koud ’s winters. Daarom werd er geijverd voor een eigen clubhuis dichterbij en die kwam er in 1935: een oude, houten directiekeet en die kon weggezet worden op een van de NS gehuurd terrein aan de Zwarteweg, naast dat van tennisclub Olympia. Helaas werd daar maar vijf jaar gebruik van gemaakt, want in 1940 brak de oorlog uit en werd het clubhuis en alle kampeerspullen door de Duitsers gevorderd. Na de bevrijding op 27 oktober 1944 begon de groep onmiddellijk weer met opkomsten. Op de zolder van de Nutskleuterschool (van Dedemstraat 148-170) konden zowel de kabouters als de padvindsters terecht en dit zouden ze de volgende tien jaren blijven doen.
Op 5 oktober 1946 beleefde de groep een absoluut hoogtepunt, samen met alle verkenners en padvinders uit heel Bergen op Zoom. Nee, het betrof niet het 20-jarig jubileum. Lady Baden-Powell, de weduwe van de oprichter van scouting Robert Baden-Powell, kwam namelijk in Bergen op Zoom op bezoek. Op de Grote Markt stond iedereen, jong en oud, jongens en meisje, opgesteld om haar te ontvangen en mej. Dupper mocht haar begeleiden. Mej. Dupper had inmiddels een andere padvindstersnaam: Uhbo.
In 1952 had de groep twee kabouterkringen en twee padvindstersvendels. Er werd na jaren van afwezigheid zelfs een pioniersafdeling opgericht, met mw. Armbrust als leidster. Mw. Guido Molendijk, ook lerares aan de Neutrale School, werd toen hoofdleidster.
Voor alle opkomsten kwam er in 1954 eindelijk een eigen behuizing. Aan de Huijbergsebaan, op de plek waar deze nu gekruist wordt door de leidingstraat, verrees Maupertuus met een groot lokaal, een keuken, toilet en garderobe. De kabouters bleven toen nog op de zolder van de kleuterschool, maar tien jaar later zouden ook zij verhuizen naar het nieuwe clubhuis. Van Maupertuus werd 20 jaar gebruik gemaakt. De tegenwoordige leidingstraat werd in 1974 aangelegd en daarvoor moest het clubhuis wijken. Aan de Boslustweg no 6 verrees een nieuw en modern Maupertuus en daar zit de groep nog steeds.
Na de fusie van de vier landelijke vereniging tot één Scouting Nederland op 6 januari 1973 waren er ingrijpende veranderingen voor de groep. De blauwe uniformen met landelijke das bij de padvindsters en de bruine pakjes van de kabouters verdwenen immers en moesten ze de groene, gele en steenrode landelijke uniformen gaan dragen. Daar hoorde ook een eigen groepsdas bij en deze werd bruin met een oranje rand. Tegenwoordig is de groepsdas blauw met een Delmo-vignet in de punt. Op het einde van 1975 kwamen er pivo’s (voorheen pioniers) bij de groep en in 1977 werd er een sherpa-afdeling (SA 369) opgericht. De groep stond toen onder leiding van Riet Groeneveld uit Halsteren en in 1985 hadden ze 94 leden. Heden ten dage is dat niet veel anders, hoewel er in 1992 zelfs bevers (meisjes van 5-6 jaar) bijgekomen zijn. Door de allerlaatste vernieuwing binnen Scouting Nederland vorig jaar heten de kabouters en de padvindsters nu welpen en scouts. Maar al die tijd hebben ze alléén meisjes als leden gekend en dat is in Nederland absoluut uniek te noemen!
Aolf Kolpingroep (St. Josephgroep) 1930 – 1968
In 1930 telde de stad vijf parochies. Op 23 april, de dag van Sint Joris, was het officiële, landelijke startsein van het rooms katholiek verkennerswerk en drie van de vijf parochies richtten nog datzelfde jaar een verkennersgroep op. Dat ging niet zomaar zonder voorbereiding. Het idee werd besproken binnen de parochies, mensen werden er voor gezocht en die moesten eerst een cursus volgen in het toen gloednieuwe Mollerlyceum.
In de St Josephparochie had men alle zaken als eerste op orde. Het Kolpingswerk was in deze parochie goed georganiseerd en vanuit deze organisatie kwam men in de maand mei tot de oprichting van een verkennersgroep. De naam werd heel toepasselijk Adolf Kolpinggroep en ook de kleur van de groepsdas was hiermee in overeenstemming: geel met een zwarte rand. P. Lint werd de eerste hopman en M. Touw werd zijn vaandrig. Aalmoezenier de Weert vertegenwoordigde de geestelijkheid. Het troephuis werd vanzelfsprekend een lokaal in de Vetpan (Burg van Hasseltstraat). De groep begon naast verkenners vrijwel meteen ook met welpen. Truus Horsten werd de eerste akela en mej. De Groot, dochter van advocaat de Groot, werd haar assistent. Een paar jaar na de start had de verkennerstroep al vier patrouilles van zes verkenners: Houtduiven, Zwaluwen, Koekoeken en Eekhoorns.
De groep kreeg in 1935 een andere behuizing. Een voormalige fabriek van kozijnen op adres Nieuwstraat 5 werd ingericht als hun blokhut. De welpen zaten boven en de verkenners beneden. En op de balustrade kwam een leiderskamer. De verkenners van deze groep waren echte pioniers. De Kloof van de fa. Daverveldt naast het landgoed Boslust was zo’n beetje het buitendomein van de groep en hierop verscheen een door hun gepionierde, houten seintoren. Deze toren was blijkbaar zo goed, dat de Duitsers deze tijdens de bezetting gebruikt hebben als uitkijktoren. Diezelfde Duitsers verboden op 2 april 1941 echter alle padvindersactiviteiten. Clubhuizen werden verzegeld en het dragen van uniformen werd verboden. Onder de dekmantel van het Adolf Koplingwerk kon de groep nog even doordraaien, maar dat hield een keer op.
Na de oorlog ging de groep terug naar de St. Josephstraat en veranderde ook de groepsnaam in St. Josephgroep. Hopman Touw bleef in functie en probeerde snel het oude peil terug te krijgen van voor de oorlog. Hopman Touw vertrok in 1948 en hopman van Poll nam zijn taak over, tot 1955. Door zijn vertrek hield de verkennerstroep tijdelijk op te bestaan. In 1960 werden de verkenners heropgericht en gingen spoedig draaien in een leegstaand huis achter de RK begraaplaats aan de Mastendreef. Het huis is er nu niet meer, maar daar staan nu nog twee leilinden. De welpen bleven al die tijd doordraaien. Vanaf 1947 was Lenie de Kok al akela en dat zou ze blijven doen tot augustus 1970. Op 19 februari 1959 werd ze zelfs ADC-W en onder andere daarvoor werd ze in 1962 gedecoreerd met een Gouden Jacobsstaf, een onderscheiding van de Nationale Padvindersraad. Bij haar vertrek in 1970 kreeg ze zelfs een Zilveren Jacobsstaf. Dat was toentertijd een uitzonderlijk hoge onderscheiding. De welpen verhuisden in 1966 naar de Kleine Kerkstraat, waar ook de gidsen van de St. Josephparochie hun domicilie hadden. Op 17 januari 1968 bij de stadsfusie ging de horde op in een nieuwe horde I van de Centrumgroep, maar daarover later meer. De verkennerstroep was toen al één jaar ter ziele.
Don Boscogroep (Menno van Coehoorngroep) 1930 – heden
De tweede katholieke parochie, welke met het verkennerswerk begon, was O L Vrouw van Lourdes op het Fort. Daar was pastoor van Eekelen zo gelukkig om tegen de heer Schoones aan te lopen, toen hij op zoek was naar een geschikte leider voor een verkennerstroep. De oprichting van deze troep was in juli 1930. Kapelaan van den Eynden werd aalmoezenier en met hulp van het hoofd van de St Josephschool, broeder Tarcisius, werden een twaalftal jongens uitgekozen om met twee patrouilles van wal te steken. Een half jaar daarna kwam er een derde en vierde patrouille bij en kreeg de troep de zolder van de zusterschool ter beschikking als troephuis. Hopman Schoones zorgde voor de groepsnaam: Den Bosconaar, een boek van Hugo West, welke in die dagen verfilmd was. De groepsdas werd blauw en de installatie vond plaats in het voorjaar van 1931. Pas in het najaar van 1937 kwamen er voortrekkers. Schoones had toen zijn hopmanfunctie overgegeven aan broeder A.L. Redus en werd oûbaas van die stam. Van de broeders in de Hoogstraat kregen ze een leegstaand huisje in het Keizerstraatje en dat werd hun stamhut. Een jaar later in 1938 begon de groep pas met welpen en daar werd mej. Borghouts akela van. Zij vonden een onderkomen in een school in de Bernadettestraat.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog probeerde de parochie op een inventieve manier illegaal het verkennerswerk draaiende te houden. Zo kwamen er ‘levende rozenkransen’ en vormingsavonden. Ook kwamen er ‘voedselkampen’ voor de ondervoede jeugd van het Fort. Ineens waren heel wat oud-verkenners ondervoed en zo konden zij op het heerlijke buitencentrum Molenzicht drie kampen onder eigen leiding meemaken.
Na de bevrijding werd de groep veel te groot en werd deze gesplitst door oprichting van een tweede groep, de St. Jorisgroep. Hoewel de welpen op de zolder van de meisjesschool bleven zitten, verhuisde de troep naar de werkplaats van de carrosseriefabriek van Cor de Groot aan de Borgvlietsedreef. Eind januari 1947 werd de troep voor de tweede keer zo groot, dat deze gesplitst werd in troep I en troep II. In die tijd ook verhuisden ze naar de zolder van de St Josephschool. Niet voor lang, want in 1951 verrees er een echte blokhut aan de Huijbergsebaan, iets voorbij het toen bekende Spokenbaantje. Ook de welpen kwamen hier terecht. Hopman A.L. Redus verliet de troep rond 1955. Hij was broeder en droeg bij opkomsten bijna nooit zijn uniform, maar altijd een zwarte rok. Bij zijn afscheid op 23 april (St. Jorisdag) kreeg hij verdiend de Gouden Jacobsstaf.
Rond 1963 werden de Don Bosco- en de St. Jorisgroep weer bij elkaar gevoegd. Dat kon gemakkelijk, want ze hadden immers dezelfde behuizing. Daarbij werd de groepsdas aangepast. Die bleef blauw, maar werd aangevuld met een wit fortteken. Vanaf 1966 volgden er grote veranderingen. De groep moest door aanleg van de Dr de Ramlaan uit hun clubhuis, waardoor de seniorentroep verwaterde. De welpenhorde werd bijna geheel een juniorentroep en kwam weer terecht op de zolder van de St Josephschool. Voor een poosje maar. In een voormalige kleuterschool in de van Spieghelstraat, waar de Petrus Chanellhorde in één lokaal zat, kwam ook het tweede lokaal vrij en hier ging de troep naar toe. Het ging toen met het katholieke verkennen zo slecht, dat er in 1967 gesproken werd over fusering van de Bergse, katholieke verkennersgroepen. Naast de zeeverkenners zouden er drie groepen in de stad komen: Centrumgroep, Oostgroep en Zuidgroep. Die laatste zou gevormd worden door de Don Boscotroep en de Petrus Chanellhorde. Daarnaast zou er één stedelijke rowangroep komen en één voortrekkersstam (van Glymesstam), maar dat terzijde. Wat betreft die Zuidgroep was de feitelijke situatie al min of meer zo. Tot en met 1972 bleef de groep redelijk stabiel en werd er zelfs een rowanafdeling opgericht, de Adelaarstam. Die verhuisde op een gegeven moment naar de Petrus & Paulusgroep.
Eind 1975 kreeg de groep dan toch een andere naam: Menno van Coehoorngroep. Dat gebeurde naar aanleiding van een bezoek aan het Markiezenhof. Ook de das veranderde en werd dezelfde das als die van de vroegere St Jorisgroep: blauw met een witte rand. In juli 1976 kreeg de groep een mega-uitbreiding. Er kwamen meisjes bij voor een kabouterkring en een gidsenvendel. Met gevolg, dat er op 1 juli 1977 een installatieplechtigheid plaatsvond van maar liefst 54 jeugdleden en acht kaderleden. Dat was nog niet alles. Eind dat jaar kwamen er tevens rowans (RA 584). Ook bevers zijn bij de groep gekomen. De behuizing in de van Spieghelstraat heeft geduurd tot januari 2002. Door een wijksanering moesten ze vertrekken en verkregen ze een terreintje aan het Benedenbaantje. Daar werd een nieuw clubhuis weggezet met wanden van betonnen, gepotdekselde delen en daar zitten ze nog steeds.
St. Tarcisiusgroep 1930 – 1968
In het jaar 1930 werd er nog een derde groep opgericht, de St. Tarcisiusgroep in de parochie van de Heilige Maagd. Hier zette kapelaan Uitdewilligen zijn schouders eronder. De toen 21-jarige Chris van der Weyden werd hopman en P. van Mansfeld werd zijn vaandrig. De groepsdas werd groen. Op 4 november vond de eerste bijeenkomst plaats boven de directeurskamer van het St. Aloysiuspatronaat in de Lievevrouwestraat. Spoedig daarna verscheen er op het speelveld achter het patronaatsgebouw een oude directiekeet en daar timmerden de eerste verkenners een patrouillehoek. Die waren bedoeld voor de patrouilles Koekoeken, Uilen, Vossen en Eekhoorns. Na twee jaar volgden er in 1932 ook welpen en die kwamen na een omweg terecht op de zolder van Hoogstraat 4, waar toentertijd van Breemen in gevestigd was. Drie jaar later, in 1935, kwamen er ook voortrekkers bij de groep en die deden meteen iets opmerkelijks. Nabij het Heihoefke van boer Bril aan de Huijbergsebaan bouwden ze daar een Maria-kapelletje, welke na 76 jaar er nog steeds staat. In dat najaar ook vertrok vaandrig van Mansfeld naar het trappistenklooster St. Remy te Rochefort in de Ardennen, om daar als broeder Paulus zijn verdere leven aan God te wijden. In de zomer hadden hier de verkenners gekampeerd en een jaar eerder bezocht hij met zes verkenners het klooster al tijdens een fietstrektocht.
In 1939 kreeg de groep een oude timmermanwerkplaats in bezit, welke via het poortje Koepelstraat 69 te bereiken was. Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog vorderde de bezetter alle clubhuizen, maar dit gebouwtje ontsprong die dans, omdat deze niet op naam van het kerkbestuur stond.
Na de oorlog werd de groep weer opgestart en kwam Chris van der Weyden terug als hopman. Iets later werd hij zelfs DC en daarvoor kreeg hij in 1955 de Gouden Jacobsstaf. Er kwam een stormloop van nieuwe leden. Bij het 15-jarig bestaan telde de groep 86 verkenners, verdeeld over drie troepen. Daarnaast waren er 27 welpen en in 1946 werd ook de voortrekkersstam heropgericht, die St. Quadratusstam ging heten, genoemd naar een Romeinse soldaat/martelaar. Op het hoogtepunt telde de groep 150 leden. Broeder Paulus werd regelmatig bezocht in Rochefort en daarnaast was de stam met leiding van de verkenners en de welpen vele jaren aan het helpen bij de bedevaarten naar Lourdes. De roemruchte stam heeft bestaan tot 1965.
In die tijd ging het niet best met de groep, zoals bij alle andere katholieke groepen. Tevens werd het St. Aloysiuspatronaat door het kerkbestuur aan de gemeente verkocht en werd gelijkertijd het huurcontract opgezegd voor de zolder van Hoogstraat 4. Twee voormalige slaapbarakken van Lievenshoven werden nu voor de groep op het Geertruidaplein geplaatst, één voor de twee welpenhordes en één voor één overgebleven verkennerstroep. De verkennersleiding stopte er eveneens mee en zo kwamen de 10 overgebleven verkenners zonder leiding te zitten. Dat werd opgelost door de verkenners van de Petrus Chanellgroep bij hun te voegen, want die hadden bijna geen verkenners, maar nog wel voldoende leiding. Toch werd er in 1967 nog een rowanafdeling opgericht, onder leiding van chef Jos Bakker, al een oudgediende en op dat moment DC van de stad. De eerste rowans van de stad! In 1969 werden echter de barakken zonder medeweten van de groep door de parochie verkocht. De leiding was daardoor zozeer teleurgesteld, dat nagenoeg het gehele team in september van dat jaar opstapte. Door de eerder genoemde stedelijke fusie op 17 januari 1968 gingen de welpen en de verkenners van de St. Tarcisiusgroep over naar de Centrumgroep, wat te lezen is in de paragraaf Kizitogroep.
Kizitogroep (Reimerswaalgroep) 1932 – heden
In de parochie Heilige Martelaren van Gorkum werd er twee jaar gewacht, voordat er begonnen werd met de verkennerij. In 1932 wist men de heren J. Baars, van den Broek en van Terheijden warm te krijgen voor de functies van hopman en vaandrig. Na hun cursus werd aldus de groep op 6 augustus 1932 opgericht. De naam werd Kizitogroep, genoemd naar een Afrikaanse jongen, die vanwege zijn geloof de marteldood stierf. De kleur van de das werd marijnrood. De start werd gemaakt met drie patrouilles: Zwaluwen, Sperwers en Eekhoorns. Het eerste troephoofdkwartier was boven het zanglokaal naast de kerk in de Boxhoornstraat van vier bij vier meter. Maar een jaar later kon er verhuisd worden naar het gloednieuwe jeugdhuis op Noordsingel 12. In dat jaar kwamen er ook welpen bij de groep, met mej. Flipsen als akela.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog stopte de groep noodgedwongen met de opkomsten, maar nog vóór de bevrijding van de stad op 27 oktober 1944 kwamen 20 verkenners al weer bijeen onder leiding van vaandrig de Groot. Daarna volgde er een explosieve groei. In 1945 had hopman Baars een seniorentroep onder z’n hoede en een juniorentroep stond onder leiding van hopman Strooy en vaandrig Perin, die van de Zoomgroep af kwam. Twee jaar later kwam er zelfs een derde verkennerstroep. Die ging naar het nieuwe hoofdkwartier op de zolder van de Mariaschool aan de Thomas de Rouckstraat.
In 1955 kwamen er voortrekkers bij, de Don Gnocchistam. Zij konden terecht in de kelder van het Maria Ghorettihuis (hoek Steenbergsestraat – Westersingel) en een jaar later verhuisden ze naar het brandspuithuisje in het Gevangenpoortstraatje. Daar zouden ze blijven zitten tot 1960, toen de stam ter ziele ging. Daar was in 1957 nog lang geen sprake van. Het 25-jarig groepsjubileum werd groots gevierd en de groep bezorgde zichzelf een cadeautje: de presentatie van een heuse verkennersdrumband, spelend op zelfgemaakte trommen en met een zelfgemaakte tamboer-maîtrestok.
In 1961 verliet hopman Perin de groep, om daarna met zeeverkenners te beginnen. Vaandrig Nuyten bleef toen achter met slechts twee patrouilles. Een jaar later kwam hopman Franken van de Petrus & Paulusgroep en zo kon de troep zich stabiel houden.
Na de fusies van de verkennersgroepen op 17 januari 1968 kwam de Kizitogroep in de Centrumgroep terecht. De paar welpen van Kizito gingen naar horde 2 (vroegere St. Tacisiushorde) en de verkennerstroep verhuisde naar ’t Swaentje in de Kleine Kerkstraat (Blauwehandstraat 34). Daar kwam de hele zolderruimte vrij voor hun. De groep ging daarna Reimerswaalgroep heten en daar hoorde een nieuwe groepsdas bij: een groenachtige ruit, waarin ook het geel, groen en rood van de oude groepen in zaten. Maar al die tijd bleef wèl de Kizito-groepsvlag op hun zolder hangen en dat was onder andere de reden, dat er op een gegeven moment weer terug gegrepen werd naar de oude naam Kizitogroep.
De landelijke fusie in 1973 was een zegen voor de groep. In 1974 al werd er een rowanafdeling opgestart (kreeg later nummer RA 401). Een jaar later werd er met kabouters en gidsen begonnen. Dat gebeurde zo stormachtig, dat de groep op een gegeven moment wel 40 kabouters had.
De laatste verhuizing van de groep is van 9 jaar geleden. Het Swaentje werd door de gemeente verkocht en door het instituut Lambertijnenhof werd er nieuwbouw gerealiseerd op het landgoed aldaar. Het gebouw kreeg de naam De Bosuil en werd geopend op 24 augustus 2002.
Mbagagroep 1932 – 1970
De laatste parochie in de stad, welke direct na 1930 een verkennersgroep begon, was die van Nieuw Borgvliet. Op 5 november 1932 durfde hopman A. Maes het aan, om ook de jongens van de H. Antonius Abt-parochie te laten genieten van het verkennersspel. Het was een eenvoudige arbeidersparochie. De das werd bruin-kaki en de naam werd Mbaga, evenals Kizito een Afrikaanse martelaarsjongen. Op de zolder van de zusterschool in de Rembrandtstraat konden ze terecht. Twee jaar later, op 21 april 1934, werd er tevens met welpen begonnen. Daar was vrijwel meteen mej. Tax akela van en dat zou ze blijven tot 1967! Ze kreeg daarvoor terecht een Gouden Jacobsstaf. Er was bij de start maar één nest van zes welpen, maar spoedig zouden er drie nesten zijn. Bij de verkenners waren er anders vier patrouilles: Wulpen, Raven, Kieviten en Vossen.
Vlak voor de oorlog kwam er een nieuwe aalmoezenier, kapelaan Panis. De troep had toen geen hopman, maar werd gerund door vaandrig Hertogs. Toen de bezetter de verkennerij verbood bedacht Panis: verkennersspel is buitenspel. Zo draaide de troep de eerste jaren gewoon door onder de naam van RK Jongensclub, zonder spullen en zonder hoofdkwartier.
Na de oorlog kon alles weer gewoon opgepakt worden. Ze gingen wèl een andere das dragen: een Schotse ruit met alle kleuren. Henny Schlüter werd toen hopman voor 14 jaar.
Bij het 20-jarig jubileum in 1952 had de horde zelfs 35 welpen. Hun akela Tax werd in datzelfde jaar ADC-W en dat bleef ze tot februari 1959.
In 1957 kwamen er zelfs voortrekkers. Groepsleider Blom werd er oûbaas van. Niet voor lang, want spoedig nam oûbaas Damveld het van hem over. Maar ook Damveld bleef niet lang oûbaas, omdat de stam ter ziele ging. In 1962 ging de groep een andere das dragen. Deze werd hardgroen met een dun geel-oranje randje. De troep onder leiding van hopman Groffen stopte echter met de activiteiten in mei van het jaar 1965.
De welpen bleven nog doordraaien tot 17 januari 1968. Toen ging de horde over in Oostgroep, samen met de Petrus & Paulusgroep. Dat maakte akela Tax niet meer mee, want zij nam afscheid van haar horde in 1967. In 1970 was het gedaan met de Mbagagroep door opheffing van de welpenhorde.
Zoomgroep: 1936 – heden
De start van de Zoomgroep was niet mogelijk geweest zonder de heer H. Zandvoort, leraar aardrijkskunde op de Rijks-HBS. Zijn zoon was in 1935 oud genoeg om welp te worden, maar er was geen groep, waar hij zijn protestantse zoon naar toe kon sturen. Hij zocht informatie bij de bestuurders van de Delmogroep en kwam daardoor in contact met de heer Schot uit Breda, districtscommissaris bij de padvinderij. Die wees hem de weg, die bewandeld moest worden. Er moest eerst een Plaatselijke Commissie met een volledig bestuur en statuten opgericht worden. Dat gebeurde op 27 oktober 1936. Een troephuis was er ook al. Op de Zandlinie stond een oude boerderij, de Kragge. Deze boerderij stond leeg en in 1934 had de Delmogroep hier ook al een jaar gebruik van gemaakt. De Zandlinie was terrein van de N.S. en was bestemd, om op termijn afgegraven te worden. In datzelfde najaar van 1936 nog begon men met welpen en verkenners. Met hulp uit Breda werd er alles op alles gezet om iedereen de eisen voor verkenner 3e klasse te behalen. Dat was nodig om iedereen geïnstalleerd te krijgen. Pas in het voorjaar van 1937 was men zover, dat iedereen 3e klasse was. Een aantal verkenners waren zelfs al 2e klasse en PL Coen Leman met zijn 17 jaren hoefde alleen de hike nog maar te lopen om verkenner 1e klasse te zijn. Coen Leman werd later vaandrig en zou na de Tweede Wereldoorlog een prominente rol spelen voor de padvinders van Bergen op Zoom. Op 10 april vond die installatie om drie uur ’s middags plaats in de zaal van de Korenbeurs in de Potterstraat. Eigenlijk zou dit bij het troephuis moeten gebeuren, maar het weer was zo slecht, dat er uitgeweken werd naar die zaal. De installatie was anders net op tijd. Dat jaar was er namelijk de Wereld Jamboree in het Nederlandse Vogelenzang bij Haarlem en alle PL’s (patrouilleleiders) zouden hier naar toe gaan. Ook veel verkenners van de Katholieke Verkenners gingen hier naar toe. Zo’n Jamboree was internationaal, welke één keer in de vier jaar ergens in de wereld werd gehouden. Deze Jamboree was alweer de vijfde Jamboree en 27.060 kamperende scouts uit alle hoeken van de wereld waren hier bij elkaar.
De groepsdas werd een paarse das. Bij de welpen werd mej. W. van Dobbenburgh tot eerste Akela geïnstalleerd en bij de verkenners werd luitenant J. Vergouwen de eerste hopman. Niet voor lang, want direct na de Wereld Jamboree werd A. Vriens hopman, later opgevolgd door C. Leman. Die zorgde er ook voor, dat na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog de verkenners heimelijk bij elkaar bleven komen. Vier dagen na de bevrijding op 27 oktober 1944 stond de troep al aangetreden voor het verrichten van hulpdiensten! Verkenners droegen toen een grijzige das en sommige jongens mochten zelfs een oranje ruit in de punt van de das laten naaien, vanwege dat doordraaien tijdens de bezetting.
De troep werd spoedig te groot en werd opgesplitst in troep I en troep II. Bovendien was er op Vrederust een tweede welpengroep opgericht, de Lincolnhorde. Troep II werd later samengevoegd met de Lincolnhorde en ging zich Markiezaatsgroep noemen. Ad Michielsen werd hopman van troep I en na enkele omzwervingen kwamen de verkenners in 1952 terecht in een nissenhut, gelegen achter de ijzergieterij de Holland aan de Havendijk. De groepsdas was inmiddels veranderd in petrol-blauw met een oranje rand. Door de Watersnoodramp in 1953 verloor de troep echter dit troephuis. Ook alle spullen gingen verloren. Een tent met zak en al werd later zelfs terug gevonden aan de voet van de Kraaijenberg. Door een gift van het Deense Jeugd Rode Kruis à 10.000,- kon een nieuw troephuis weggezet worden, het huidige Däneborg (Deens huis) aan de Bergsebaan, middenin een jong lariksbos. Op 18 juli 1955 werd het troephuis plechtig geopend. Technisch stonden de verkenners die jaren op een heel hoog pijl. Vanaf 1946 tot en met 1964 werden onafgebroken de patrouille-districtswedstrijden gewonnen. In 1962 en in 1964 zelfs een tweede plaats bij de landelijke patrouillewedstrijden in Ommen. Het was dan ook niet verwonderlijk, dat ze in 1960 tijdens een weekend met de Katholieke Verkenners de eerste prijs wonnen bij de kamp-competitie. Dat weekend werd op Molenzicht gehouden, vanwege 50 jaar Scouting in Nederland en werd door de Katholieke Verkenners georganiseerd. Ook de welpen deden hier zelfs aan mee. Ir. Visser, voorzitter van de Plaatselijke commissie en voorzitter van stichting troephuis Padvinders, kreeg op dat weekend een verdiende Gouden Jacobsstaf.
In 1970 kwam zelfs oud-hopman Leman terug bij de groep. Voor drie jaar evenwel en hij werd prompt DC van het district.
Tot 1978 bleef de groep al die tijd bestaan uit een welpenhorde en een verkennertroep. Dat zou veranderen, toen landelijk besloten werd om de leeftijden van verkenners bij de oud-NPV-groepen van 17 jaar terug te brengen naar 14 jaar. Daardoor moest er met een nieuwe speltak, rowans, begonnen worden. Dat zou RA386 worden, waar de schrijver van dit artikel bijna 30 jaar de begeleider van zou worden. Het jaar daarop begon de groep zelfs een groepsblad, Zoommixer. Daar zou landelijk hoge punten mee gescoord worden, waarbij tot vier keer toe de landelijke titel Koning Groepsblad behaald werd. Het blad heeft 22 jaargangen gekend en alle expeditieavonturen, die met name de rowans van RA 386 in het buitenland beleefden, werden daar uitgebreid in beschreven.
Wat jaren later werden er landelijk ook bevers (5 – 7 jaar) geïntroduceerd en Zoomgroep zou daar in 1993 mee beginnen. Speciaal voor deze nieuwe groep werd er in eigen beheer een extra lokaal aan één van de bestaande gebouwen gemaakt.
Vanaf 1996 tot en met heden heeft de groep een speciale band met de scouts van Black Wolves uit onze Poolse zusterstad Szczecinek, wat geresulteerd heeft in zeven gezamenlijke zomerkampen.
St. Jorisgroep
Zoals bij de Don Boscogroep te lezen is, werd deze groep naar de Tweede Wereldoorlog veel te groot. Waar met name verkennerstroepen zich opsplitsten in een troep I en een troep II, deden ze het bij de Don Boscogroep anders. Er werd namelijk een tweede groep opgericht, de St. Jorisgroep. Zij gingen een blauwe das met witte rand dragen. Het clublokaal werd een oude zolder aan de Wittoucksingel. Hopman A.L. Redus bleef de eerste tijd hopman van beide troepen, maar spoedig nam vaandrig Jan van Giels de functie van hopman over. Ook kreeg de groep vrijwel meteen een welpenhorde en daar werd Riet Schelfhout akela van. Ook zij konden evenals de welpen van Don Boscogroep terecht op de zolder van de meisjesschool, waar akela Schelfhout onderwijzeres was. Toen in 1951 de Don Boscogroep een nieuwe blokhut kreeg aan de Huijbergsebaan, verhuisde ook de St. Jorisgroep mee. Inmiddels was Ko Melkert hopman en zou later in 1960 zelfs DC worden. Daarvoor werd hij in 1961 geëerd met een Gouden Jacobsstaf.
Rond 1962 werden de St Joristroep en de Don Boscotroep echter bij elkaar gevoegd, omdat het ledental in beide troepen daartoe noopten. De beide welpenhordes bleven nog even gescheiden draaien. Mogelijk tot 1967, want bij het stedelijke fusieproces van de Bergse verkennersgroepen werden ze toen nog genoemd.
Scheldegroep 1945 – 1947
In 1945 had de Zoomgroep twee flinke verkennerstroepen, troep I en troep II. Maar na het gezamenlijke, primitieve zomerkamp op het terrein van de Thoolse waterleiding bij Halsteren werd er een gewichtig besluit genomen. Bergen op Zoom moest maar eens met zeeverkenners beginnen en 30 augustus werd de startdatum. Hopman Leman werd schipper en ging samen met stuurman Berkhout aan het roer staan van deze groep, die de naam Scheldegroep kreeg. De kleuren van de das werden blauw-rood en er konden voorlopig maar twee bakken (=patrouilles) gevormd worden. Dat was uit praktische overwegingen. Leman zelf had een speedboot zonder motor, dr. Vos stelde een houten zeilboot beschikbaar en Cees Becht zorgde voor een kano. Die zeeverkenners kregen door de landrotten leuke bijnamen: modderkruipers en droogvaarders. Als troephuis kregen ze een zolder van een pakhuis op de hoek Dubbelstraat – Havenstraat ter beschikking. Om te voorkomen, dat er teveel ingebroken werd, was de trap naar het zolderluik weggehaald. De enige manier om boven te komen was klimmend via een touw, of met een losse ladder.
Schipper Leman ging in 1947 helaas de stad uit om te studeren in Leiden en de boten bleken ook niet alles te zijn. De in het water gevallen zeeverkennertjes werden daarna weer broederlijk opgenomen in de Zoomgroep.
St. Elisabethgroep 1945 – 1968
Zoals al eerder gememoreerd, werd de Nederlandse Gidsen Beweging pas in 1945 opgericht en vier Bergse parochies haakten daar meteen op in. In datzelfde jaar nog werd in de St. Josephparochie begonnen met gidsen en die kwamen terecht op de zolder van de oude veiling in de Oude Stationsstraat. Ze begonnen direct met gidsen en kabouters. Evenals de padvindsters droegen zij geen eigen groepsdas, maar een landelijke stropdas. Van de Oude Stationsstraat verhuisden ze naar Blauwehandstraat 34, waar ze op het achtererf van het Swaentje de beschikking kregen over de Kapel en twee lokalen daarachter, pal naast de Grebbe. Rond 1965 kreeg de groep zelfs pioniersters (meisjesgroep van 16 jaar en ouder), die de gehele zolder van het gebouw naast de Grebbe konden gebruiken. Zij noemden zich het Jaqueline du Croy-vuur. Het ging toen met de gidsen al bergafwaarts en in 1968 waren alleen de kabouters en de pioniersters er nog. De kabouters stopten echter in het voorjaar van dat jaar en de pioniersters deden dat in het najaar. Niet met stille trom, maar met een heus afscheidsfeest.
St. Theresiagroep 1945 – 1989
De tweede gidsengroep, die in 1945 opgericht werd, was de St. Theresiagroep in de parochie O.L. Vrouw van Lourdes. Die groep kwam met kabouters en gidsen terecht op de zolder van de Theresiaschool. In 1971 verhuisden ze naar een leegstaande kleuterschool in de Esdoornstraat, waar er voor zowel de kabouterkring als voor de gidsenvendel een groot lokaal was voor de wekelijkse opkomsten. Zij waren toentertijd helaas de enige gidsengroep nog en wilden zich eigenlijk liever Happy Kring noemen. Na de fusie van de landelijke verenigingen in 1973 bleef de naam gewoon Theresiagroep, met weglating van het voorvoegsel Sint. Twee jaar later werden de nieuwe, landelijke uniformen geïntroduceerd. Zowel voor de Delmogroep als voor de Theresiagroep was dit ingrijpend, want het bruin van de kabouters werd verruild voor groen en het blauw van de gidsen werd kaki. De groepsdas werd een donkergroene, Schotse ruit. De kabouters draaiden zo goed, dat er in 1974 een tweede kaboutergroep opgestart werd, zij het voor maar twee jaar. Vanaf 1977 tot 1982 had de groep zelfs sherpa’s. In 1989 echter stopte de groep er mee. Het gebouw werd daarna toegewezen aan een duivenvereniging en de materialen werden grotendeels geschonken aan het toenmalige district Zoomstreek.
Markiezaatsgroep 1946 – heden
Bij Zoomgroep is te lezen, hoe na de Tweede Wereldoorlog de verkennerstroep te groot werd en zich opsplitste in troep I en troep II. Naar aanleiding van een revue voor ouders en belangstellenden werd troep II onder leiding van hopman Baggelaar begin 1946 gekoppeld aan de Lincolnhorde van akela van Vliet en zou vervolgens zelfstandig verder gaan onder de naam Markiezaatsgroep. Plechtig werd dat op 13 april 1946 bekendgemaakt. De kleuren van de das werd toen ook bepaald. De bruine kleur kwam van akela van Vliet, groen werd erbij gevoegd en de oranje ruit in de daspunt was nog een restant van het gegeven, dat sommige jongens in oorlogstijd verkenner zijn gebleven en op hun toenmalige grijze Zoomgroepdas een oranje ruit mochten dragen. Inmiddels hadden de zeeverkenners van de Scheldegroep voor hun opkomsten de beschikking over een zolderruimte in de Dubbelstraat. Maar nadat deze groep ter ziele ging op 1 februari 1947, richtte de Markiezaatsgroep deze ruimte in als troephuis. De seniorenpatrouille Panters hadden hier al een patrouillehoek, maar nu konden ook de andere patrouilles Kieviten, Haviken, Sperwers en Eksters hier terecht.
Het ging de groep goed voor de wind en de goede binding met de Zoomgroep bleef om begrijpelijke redenen altijd bestaan. In 1954 kwam de troep echter zonder leiding te zitten. Omdat de Zoomgroep toen veel leden verloor, maar wel over leiding beschikte, besloot men de troepen bij elkaar te voegen. Dat duurde tot 1956. Toen werd de troep weer zo groot, dat er een splitsing kon plaatsvinden. Bij troephuis Däneborg van de Zoomgroep stonden tevens twee nissenhutten. En één ervan zaten de welpen van de Markiezaatshorde al en in de tweede hut kwamen nu de verkenners te zitten. Voor twee jaar maar, want men wist een houten directiekeetje van vier bij vijf meter op de kop te tikken en die werd weggezet op de Woensdrechtse Heide, toentertijd een drukgebruikte, militair oefenterrein. Drie jaar later werd er door de huisbaas, stichting Tropephuis Padvinders, van de NS een terrein gehuurd aan de Bergsebaan, waar de groep nu nog zit. Daar ging die houten keet naar toe. De welpen bleven al die tijd in de nissenhut zitten. Dat veranderde pas, toen er in 1966 een spiksplinternieuwe houten directiekeet met twee lokalen op het terrein werd weggezet. Met akela Korenhof voorop liepen de welpen toen op 26 november van dat jaar van de nissenhut naar hun nieuwe hordehol. Het eerste directiekeetje werd drie jaar daarna geheel vernieuwd in chaletstijl en ging fungeren als stafruimte. Het heette dan ook niet voor niets het Praathuis. Acht jaar later kreeg het een andere bestemming, omdat de groep in 1977 begon met rowans (RA344). Tien jaar later wist de toenmalige hopman Vierbergen een houten, leegstaande school te verkrijgen en deze werd op de plek gezet van het toen veel te kleine troephuisje. Het kreeg de naam Markantie. Ook het houten Praathuis werd daarna vernieuwd in een stenen gebouwtje, als onderkomen van de rowans. De nieuwste aanwinst van de groep, bevers, dateert nog maar van een paar jaar geleden.
St. Gertrudisgroep 1946 – 1953
In de Heilige Maagdparochie begon men pas in 1946 met een gidsen- en kaboutergroep. Deze kreeg de naam St. Gertrudisgroep. Kapelaan Ooyens was daar de aalmoezenier van. Hun eerste opkomsten werden gehouden in het jeugdhuis in de Kloosterstraat. Later kwamen de meisjes bij elkaar in het patronaatsgebouw in de Potterstraat. De groep heeft echter maar bestaan tot 1953.
Fatimagroep 1947 – ±1955
In de parochie van de Heilige Martelaren van Gorkum kwam men in 1947 tot de oprichting van een kabouter- en gidsengroep, de Fatimagroep. Zij zaten in de kelder van het Maria Ghorettihuis, op de hoek Steenbergsestraat – Westersingel. Hier moeten ze in ieder geval gezeten hebben tot 1955, want in dat jaar trokken de voortrekkers van de Kizitogroep bij hun in.
St. Petrus & St. Paulusgroep 1954 – heden
Doordat er in de 50-er jaren de St. Josephparochie te groot werd en de nieuwe parochie H. Hart van Jezus gevormd werd, kwam er ruimte voor een zevende verkennersgroep. Bouwpastoor koopman wist, dat de ADC-V, hopman Leenaars, in zijn parochie woonde en hij wist hem te strikken voor de nieuwe groep. Kapelaan Don werd de aalmoezenier en de oprichtingsdatum werd 24 oktober 1954. Naar goed gebruik werd er de naam van een patroonheilige gekozen.
Leenaars was op dat moment nog baas van de St. Quadratusstam (St. Tarcisiusgroep) en die voortrekkers hadden St. Paulus als patroonheilige. Daar hoorde een rode das bij, maar de Kizitogroep had die kleur al. Daarom werd de rode kleur uitgebreid met een witte rand. Zes dagen later, op 30 oktober, kwamen de eerste leden bij elkaar. Dat waren 11 jongens in de welpenleeftijd. J. Withagen kwam van de St. Jorisgroep af en zij werd akela. Het hordehol kreeg een plaatsje op de zolder van de oude veiling aan de Oude Stationsstraat. Een jaar later werd er een tweede horde opgericht, onder leiding van akela Goosens. Die kreeg de naam St. Petrushorde. Sindsdien was er dus sprake van de St. Petrus & Paulusgroep. Weer een jaar later kwamen de verkenners. Daar kwam hopman Vosmer voor te staan. In dat jaar ook werd er begonnen met de aanleg van de Rooseveltlaan en de bouw van het J. F. Kennedy-viaduct. Nu stond daar aan de doorgesneden Abeelstraat een door de gemeente onteigende loods. De katholieke jeugdraad mocht deze loods wel hebben om hem af te breken. Onder leiding van ‘bouwvader’ Piet Hopmans werd deze loods verplaatst naar de hoek Oude Balsebaan – Ketelwegje. In januari 1957 stond deze daar.
In 1960 kwam de groep tot de oprichting van een voortrekkersstam, de van Glymesstam. Die gingen naar het tuinhuisje van juffrouw Jordans, waar nu ongeveer de Nobellaan gelegen is.
De stad breidde zich echter verder uit en de blokhut stond in de weg voor de aanleg van het nieuwe zwembad Gageldonk. Om die reden verrees er aan de Beukenlaan naast de voormalige Cort Heyligerskazerne voor de jeugdraad van de H. H. parochie een nieuw en modern jeugdgebouw. Door grote zelfwerkzaamheid wist de groep ongeveer 1/3e deel van de bouwkosten te besparen. Op 22 april 1967 werd het gebouw feestelijk geopend door wethouder van Heijst. Men verwachtte veel van de ‘blokhut nieuwe stijl’.
Bij de fusie van de verkennersgroepen op 17 januari 1968 ging de St. Petrus & Paulusgroep op in de nieuwe Oostgroep, maar de naam Petrus & Paulus bleef gewoon behouden. Haar stam, de van Glymesstam met oûbaas A. van den Bulck, werd een stedelijke functie toegedacht. Helaas ging het daarna ook bij deze groep bergafwaarts. Ze kreeg weliswaar nog even een rowanafdeling onder leiding van chef van den Bulck (een broer van de oûbaas), maar hun blokhut werd verkocht aan de gemeente en even later kwam de stam op straat te staan. Dat betekende het einde van een zeer actieve van Glymesstam. De troep volgde ook en bijna ook de horde. Begin 1972 had akela van Loon nog maar zes welpen en dat was de hele Petrus & Paulusgroep. De kentering kwam na de fusie van de landelijke verenigingen in 1973. In 1974 kwamen de rowans van de Adelaarstam (groep Zuid) bij hun en een paar leden van die stam gingen, samen met twee oudere verkenners van de Zoomgroep en de Markiezaatsgroep, met een stel te oude welpen een verkennerstroep beginnen. Een paar jaar daarna begonnen de twee zussen Dekkers, in navolging van de Reimerswaalgroep, met kabouters en gidsen. In 1977 kwam er een rowanafdeling bij (RA613) en in 1983 eveneens sherpa’s. Eén jaar later, 1984, moesten ze uit het gebouw de Beuk weg en kreeg de groep door bemiddeling van het Bergen op Zoomse scouting-overlegorgaan een terreintje aan de Huijbergsebaan aangewezen, om daar een eigen blokhut weg te zetten. Die plek was slechts enkele meters van de plaats van het oude Maupertuus van de Delmogroep. De naam van de twee houten directieketen werd De Wildert en de groep zit hier nog steeds, nu ook met bevers. Niet meer in de houten keten van toen, maar in twee blokhutten met groene wanden van gepotdekselde, betonnen elementen.
Bernadettegroep
Bij de vorming van de nieuwe parochie H. Hart van Jezus werd er niet alleen een verkennersgroep opgericht, maar ook een gidsengroep, de Bernadettegroep. Het is echter niet bekend, wanneer deze opgericht is en hoe lang deze bestaan heeft.
Scheldestam 1958 –heden
Het was vroeger gebruikelijk, dat een jongensgroep bestond uit welpen, verkenners en voortrekkers. Maar niet de Scheldestam, met dank aan oûbaas Verhagen, die indertijd hopman was geweest bij de Zoomgroep. Deze groep en de Markiezaatsgroep hadden in het verleden altijd nauwe banden. Zo rond 1957 hadden ze beiden alleen welpen en verkenners, maar geen voortrekkers. Het was door toedoen van Verhagen om voor die twee groepen een aparte voortrekkersstam op te richten en dat gebeurde dan ook op 12 april 1958. Bij troephuis Däneborg van de Zoomgroep stonden twee nissenhutten. En één ervan zaten de verkenners van de Markiezaatsgroep, maar toen deze een eigen keet kregen en uit hun nissenhut gingen, werd deze ‘om niet’ ter beschikking gesteld aan de nieuwe stam. De naam werd Scheldestam en de kleur van de das werd grijs. Oûbaas Verhagen kreeg voor zijn verdiensten op 12 oktober 1968 overigens een Gouden Jacobsstaf.
Wie lid wilde worden van de stam werd eerst stamgast. Hij moest vervolgens voldoen aan de eisen van de stamstandaard en als dat gebeurd was, kon hij geïnstalleerd worden tot stamlid. Het verschil op het uniform was te zien door de toevoeging van een rode lint aan de geel/groene schouderlinten aan de rechterschouder. Tijdens de installatie moest de stamgast ’s nachts bij het licht van één kaars een aantal ‘vigillievragen’ overwegen en nadat deze dat gedaan had, werd hij plechtig met de nodige ceremonie geïnstalleerd. Deze installatieplechtigheid was zowel voor de Katholieke Verkenners als voor de Nederlandse Padvinders algemeen, maar de Scheldestam wist deze traditie tot zeer ver na 1973 te behouden, terwijl landelijk de scoutingwereld na dat jaar door fusie en vernieuwing er heel anders uit kwam te zien.
De heer Verhagen bleef oûbaas tot 1969, toen de heer Klaarhamer zijn functie over nam. Oûbaas Klaarhamer kwam ‘van buitenaf’ en was toen ook al zo jong niet meer, maar door zijn ruimdenkendheid kon hij de jongeren van toen goed volgen. Helaas kwam hij acht jaar daarna te overlijden en werd zijn functie overgenomen door de heer B. Vriens, zoon van hopman Vriens van vòòr de oorlog.
De Scheldestam was erg goed in het lang vasthouden van tradities en bepaalde activiteiten. In een vroeg stadium van haar bestaan ging de stam tijdens de Paasdagen steevast naar de Biesbosch, om daar te kamperen op de dijk naast de Brug van St. Jan. Dat was de enige plek, welke bij springtij niet onder water kwam, want toen was er immers nog volop eb en vloed in dat gebied. Het getijde bepaalde ook het tijdstip, waarop de stam naar de Biesbosch kon afreizen. Zelfs om vier uur in de nacht, want de kreek van St. Jan was alleen te bereiken met hoog water. Bij eb zat je daar tegen een twee meter hoge slibwand aan te kijken. Die kampeertraditie duurde tot en met 1980, maar toen waren eb een vloed allang verdwenen.
De tweede traditie betrof de zomerkampen vanaf 1967 in het Luxemburgse Wiltz, de ‘padvindershoofdstad’ van Europa. Op ‘Lage Sieben’ kon daar gratis gekampeerd worden, maar op die schuine wei was er dan ook geen enkele sanitaire voorziening te vinden, behalve dan één enkel kraantje in een hoek en een aftandse poepdoos, welke al jaren niet meer gebruikt werd. Soms kampeerden daar wel scouts van tien verschillende nationaliteiten. Het kamp ging altijd op basis, dat iedereen zelf zorgde voor zijn vervoer. Dat kon per brommer zijn, per fiets, liftend, per scooter en soms samengepropt in een kleine Renault of CV-eend. In de hoogtijdagen waren daar wel twee maanden lang voortrekkers van de Scheldestam te vinden en op een gegeven moment was zelfs een lid van de stam verbonden aan de zogenoemde ‘Skautpolitzei’ aldaar.
De derde traditie was de drang tot het doen van goede daden en één ervan sprong er wel bovenuit: het organiseren van het jaarlijkse Sint Joriskampvuur om en nabij 23 april. Dat gebeurde in eerste instantie voor alleen de Markiezaats-, Zoom- en Delmogroep, maar na verloop van tijd werden zo’n beetje alle scoutinggroepen in de stad wel uitgenodigd voor dit kampvuur. Dat bleef de stam doen tot pakweg zo’n tien jaar terug.
Tot slot was er zelfs een langdurige schrijverstraditie. Een aantal stamleden maakten in 1990 een eigen, alternatief groepsblaadje, de StamTamTam. Dat waren oud-leden van de Zoomgroep en via het groepsblad Zoommixer bekend met het fenomeen landelijke Koning Groepsbladverkiezing. Dat blad werd helemaal geschreven naar die Koning Groepsbladverkiezing toe en tot hun stomme verbazing kwamen ze elke keer binnen de top-tiennominatie. Dat hebben ze tien jaar vol kunnen houden.
Goed beschouwd is die stam na 53 jaar onveranderd gebleven. Zelfs hun onderkomen, de stamhut, is nog steeds dezelfde. Alleen is de Markiezaatsgroep geen ‘leverancier’ meer van nieuwe leden.
Petrus Chanellgroep 1961 – 1968
Vanaf 1958 werd er bij Oud Borgvliet een nieuwe woonwijk gerealiseerd en die werd alsmaar uitgebreid, waardoor de parochie van het Fort te groot werd. Zodoende werd daar de St. Paulusparochie gesticht met een eigen ‘noodkerk’. Ook hier werd er naar goed gebruik in 1961 met een verkennersgroep begonnen. De naam ervan werd Petrus Chanellgroep, genoemd naar een martelaar uit het Stille Zuidzeegebied. De das werd vuurrood, met achterop een wit schildje met de letters M en A. Bij de welpen kreeg akela Keij de leiding en Jan van Pul werd hopman bij de verkenners. De welpen kwamen terecht in een lokaal van de Pauluskerk en de verkenners betrokken een oude schuur van boer Hopmans aan de Huijbergsebaan. Maar het dak van die schuur stond op instorten en toen de verkennersleiding voor reparatie en vernieuwing had gezorgd, nam de zoon van de boer het bedrijf over en moesten de verkenners uit de schuur…. Gelukkig kon de groep daarna gebruik maken van een leegstaand lokaal van de kleuterschool in de van Spieghelstraat. In 1964 waren er echter zo weinig verkenners, dat de troep samen ging met die van de St. Tarcisiusgroep. De welpen bleven in de van Spieghelstraat zitten. Daar kwam in 1966 in een tweede lokaal de verkenners van de Don Boscogroep bij, welke na de stedelijke fusie van katholieke verkennersgroepen op 17 januari 1968 één groep zouden vormen met de Petrus Chanellhorde. Daarmee verdween ook de naam van de groep.
Karel Doormangroep 1961 – heden
Bij de Kizitogroep is al vermeld, dat in 1961 hopman Perin met zeeverkenners wilde beginnen. Officieel gebeurde dat op 9 oktober 1961. De groep ging Karel Doormangroep heten. Perin werd schipper en de groepsdas werd een Schotse ruit met voornamelijk blauwe tinten. Het uniform werd geheel volgens de landelijke richtlijnen blauw.
De eerste jaren hield de groep zich alléén bezig met zeeverkenners en niet met welpen of loodsen (= voortrekkers). Die laatste, loodsen, kwamen er pas in 1984. Bij de installatie van de groep op 13 januari 1962 was er nog maar sprake van één bak (= patrouille) van zes zeeverkenners. Daar bleef het niet bij. De groep groeide uit tot 70 zeeverkenners in 1985. Daar hoorde per bak een lelievlet bij, voorzien van een landelijke nummering. Aan het nummer is te zien, wanneer de vlet is aangeschaft en momenteel heeft de groep 14 boten in het water liggen (nummers 222, 258, 362, 407, 646, 677, 828, 1006, 1065, 1331, 1332, 1408, 1543, 1544). Daarnaast verkreeg de groep een houten roeisloep van de marine, maar de grootste aanwinst was toch wel de in eigen beheer gebouwde zeilboor met motor, zo’n 20 jaar geleden.
De eerste opkomsten in 1961 vonden plaats in de gymzaal van de Gerardus Majellaschool en vanaf januari 1968 de gymzaal van het Antonius-internaat. Later zelfs in de huiskamer van aalmoezenier Bielars. Niet voor lang overigens. In 1966 werd de nieuwe haven aangelegd en in 1970 kwam hier hun nieuwe onderkomen (wachtschip) in vorm van een tentdak, naar ontwerp van architect Sturm. Na 1985 nam M. Velthoen de schippersfunctie van Perin over. Na 1995 kwam er een revolutionaire wijziging in de groep, want er werd begonnen met meisjes-zeeverkenners.
Van Glymesgroep 1982 – 1995
Na de landelijke fusie tot één Scouting Nederland op 6 januari 1973 kwam er een geweldige opleving van het aantal scouts in Bergen op Zoom. Een actief district hielp hier flink aan mee. Rond 1980 wilden enkele wijkbewoners uit Meilust ook met een scoutinggroep beginnen en het district steunde dit actief. Op 3 januari 1981 kwam er in het wijkhuis de Moerkens een informatiedag en dat leverde zoveel aanmeldingen op, dat er op zaterdag 9 januari 1982 de eerste opkomsten in het wijkhuis gehouden konden worden. De groep ging Van Glymesgroep heten en er werd meteen begonnen met de speltakken welpen, kabouters, gidsen en verkenners. Later kwamen er zelfs rowans bij. De groepsdas werd kaki met een groen/geel/rood randje. Een paar jaar na de oprichting werd er een terrein verkregen achter de huizen van het Louis Armstrongerf en hier kon in eigen beheer het houten clubhuis ‘’t Krakkemak’ weggezet worden. De pret heeft echter geduurd tot augustus 1995. De groep kampte met interne problemen en toen er nog maar één leider en een handjevol jongens over waren, werd er besloten de groep op te heffen en het gehuurde terrein zonder de opstallen leeg terug te geven aan de verhuurder.
Kizito-drumband 1957 – 1997
De laatste groep in het rijtje van scoutinggroepen is een heel bijzondere: de Kizito-drumband. Bij Kizitogroep is te lezen, dat de groep in 1957 zichzelf een ‘verjaardagscadeau’ gaf in de vorm van de oprichting van een heuse drumband. Hopman Perin, toen leider bij de Kizitogroep, leidde ook de drumband en toen hij na 1961 schipper werd, bleef dat zo. In die tijd waren er zeker wel 50 scoutingdrumbands in Nederland en in de praktijk waren ze tevens de eerste voorlopers van gezamenlijke scouts in Nederland. Elk jaar immers was er een drumband-concours, waar alle scoutingbands elkaar in competitie opzochten.
Vanaf het begin tot en met het allerlaatste jaar bliezen de blazers van Kizito-drumband op bes-klaroenen zonder ventielen en daarmee werd er landelijk op concoursen mooie resultaten geboekt. Schipper Perin bleef tot 1971 bandleider en in 1972 nam de schrijver van dit artikel die functie voor 25 jaar op zich. De drumband was in die tijd al een zelfstandige scoutinggroep, los van de oorspronkelijke Kizitogroep. De repetitielokalen waren legio, teveel om op te noemen.
Een hoogtepunt van Kizito-drumband was wel de organisatie van het scouting-drumbandconcours in 1987 in onze stad. Achttien scoutingbands uit het hele land waren er aanwezig en streden om de hoogste eer op het Wilhelminaveld.
In 1997, 40 jaar na de oprichting, was er nog een allerlaatste optreden tijdens het scouting-drumbandconcours in Spijkenisse. Door alle zeilen bij te zetten kwam de drumband nog niet eens zo slecht voor de dag, maar daarna viel wel het doek voor de drumband. Het instrumentarium werd vijf jaar later overgedaan aan een beginnende scouting-drumband in Suriname, maar de grote overslag bleef in Nederland en kreeg een ereplaatsje in het Scoutingmuseum in Baarn.
Tot slot
Veel gegevens van de scoutinggroepen zijn in 1984/85 opgezocht en opgeschreven. Ik was toen de schrijver van het boekje ‘De Bergse volgelingen van Baden-Powell’. Dat gebeurde in het kader van 75 jaar scouting in Nederland. Het boekje was vooral bedoeld voor 400 Bergse oud-leiders en -leidsters, die toen op een zaterdag in oktober naar een reünie kwamen. Bij het vergaren van alle gegevens had ik het geluk, dat ik van bijna alle groepen nog mensen kon spreken van het eerste uur. Ook oude (foto-)logboeken gaven waardevolle informatie. Een ander voordeel was, dat ik vanaf 1958 tot en met heden onafgebroken lid ben geweest van scouting en dat ik hele perioden intensief heb mogen meemaken. Begonnen als welp en verkenner bij de Markiezaatsgroep werd ik in 1968 eerst welpenleider en daarna verkennerleider, onder andere van een groep voor gehandicapte padvinders in Leiderdorp, de M’Hala Panzigroep. Vervolgens ook bandleider van Kizito-drumband. Mijn mooiste tijd was wel de periode van 28 jaar tot en met 2004, dat ik rowanbegeleider was van RA386 van de Zoomgroep. In 1973 zette ik me tevens in voor het district. Na 19 jaar verruilde ik het district voor diverse functies op landelijk niveau en dat doe ik heden ten dage nog steeds.
In 2011 heb ik de 22e Wereld Jamboree in Zweden meegemaakt. Een kamp van 12 dagen met 39.000 kamperende scouts op één plek! Die 39.000 scouts kwamen vanuit de gehele wereld en vertegenwoordigden 23 miljoen andere scouts. Allemaal kinderen en jongen mensen, die de scouting-belofte hebben afgelegd en op de één of andere manier de wereld een beetje beter willen maken. Laat Bergen op Zoom trots zijn, om al die jaren zulke mensen binnen de stadsgrenzen te hebben gehad en nog te hebben!
Tekst & foto’s: Rob Franssen
Omdat de reactiemogelijkheid op de website nogal wordt geplaagd door spam is deze voorlopig afgesloten. Stuurt u daarom svp een mailtje aan waterschans@ziggo.nl