De Hofzaal was de juiste entourage voor een college geneeskunst door Jan Yperman, chirurgijn in Yper omstreeks 1300. De bezoekers werden verwelkomd door twee dames van de muziekgroep Wronghel en Wei die met de zoete klanken uit hun middeleeuwse instrumenten en authentieke middeleeuwse kledij het plaatje helemaal àf maakten.
Toen daarna Jan Yperman voor de immer imposante Christoffelschouw trad werd het beeld alleen maar completer.
Hans Siebelink was in zijn rol als Jan Yperman (uiteraard) eveneens gekleed als een middeleeuwse burger met opvallende details als tas, beurs, schoenen en trippen. Dat zijn de houten ‘onderschoenen’ voor gebruik buiten. In deze entourage zou je haast wensen dat ook de bezoekers in middeleeuwse kleding verschenen zouden zijn.
Maar dat is een detail dat je gemakkelijk over het hoofd zag toen Jan Yperman het woord nam en de aanwezigen duidelijk maakte dat de geneeskunst in de middeleeuwen veel beter doordacht was dan wij in onze moderne tijd met onze welhaast industriële geneeskunde veronderstellen. Jan Yperman belichtte, vertrekkend bij de toen al eeuwenoude uitgangspunten de hele theoretische opbouw van de geneeskunst. Zijn betoog kreeg zo het karakter van een waar college, dat vele aanwezigen voortaan met een ander oog naar die zo duister geachte middeleeuwen doet kijken.
Voor verdere uitleg kunnen we het best Jan Yperman zelf aan het woord laten. Het hierna volgende is overigens slechts een summiere samenvatting van zijn rijkelijk met voorbeelden doorspekte lezing.
De Humorenleer
Over de middeleeuwen bestaan veel vooroordelen, onder andere dat alles vies was en de middeleeuwers ongezond waren en niet oud werden. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt het tegenovergestelde. Ook de geneeskunst in de middeleeuwen was niet zoals vaak wordt verteld, primitief, maar gebaseerd op een diep doordachte theorie: de humorenleer.
Hippocrates
De oorsprong van de humorenleer vinden we terug bij de oude Grieken. In de Griekse filosofie ging men er vanuit dat alles was opgebouwd uit vijf elementen: lucht, vuur, water, aarde en ether. Het vijfde element ether was geen aards element maar zorgde voor de beweging van de hemellichamen.
De Griekse arts Hippocrates van Kos (460 – 377 v. Chr.) was de eerste die beschreef dat ziektes een natuurlijke oorzaak hebben in plaats van een bovennatuurlijke. (Noot: Hippocrates van Chios, de bekende wiskundige is een andere persoon)
Vóór die tijd werden veel ziektes, epidemieën, en andere doodsoorzaken gezien als de straf van een god, werk van demonen of andere bovennatuurlijke krachten.Volgens Hippocrates was het lichaam opgebouwd uit vier lichaamssappen: abloed, aslijm, agele gal en azwarte gal.
Deze vier lichaamssappen of humoren corresponderen met de vier aardse elementen. Hij was ervan overtuigd dat de gezondheid van de mens afhing van de balans tussen deze lichaamssappen of humoren. Ziektes werden veroorzaakt door een onbalans tussen de lichaamssappen en/of een slechte menging (eukrasie).
Hippocrates schreef regels voor, om een onbalans van de humoren te voorkomen. Het handhaven van de balans noemde hij ‘hugieinnos’, het gezond functioneren (hygiëne). De zes regels die volgens Hippocrates van belang waren voor een goede balans en waarvoor men dagelijks aandacht diende te hebben, zijn:
- De gesteldheid van de lucht;
- Een goed evenwicht tussen werken en rusten;
- Een goed evenwicht tussen waken en slapen;
- Juist gebruik van eten en drinken;
- Een goede beheersing van het afscheiden en vasthouden van de lichaamssappen;
- Een goede balans in de emoties.
Dit lijstje leefregels komt eigenlijk niet zo antiek over; we hanteren ze nog steeds.
Galenus (131-210 n Chr)
De Romeinse arts Claudius Galenus ging een stap verder. Hij vulde deze Griekse theorieën verder aan, zodat ze beter in de praktijk konden worden toegepast. Hij voegde aan de vier humoren nog vier kwaliteiten toe: Warm, koud, vochtig en droog. Dit zijn abstracte kwaliteiten. Ieder humor heeft twee van deze kwaliteiten.
- Bloed (sanguis) – vochtig en warm
- Gele gal (cholera) – droog en warm
- Zwarte gal (melanchos) -droog en koud
- Slijm (flegma) – vochtig en koud
Deze vier kwaliteiten met de vier verschillende gradaties zijn niet alleen voor de enkelvoudige medicijnen en de humoren van toepassing maar voor alles; voor de stoffen van de kleding, voor de ingrediënten van het eten, voor de kruiden en zelfs voor muziek, kleuren en geuren.
Aangezien ook de ziekten in verschillende graden zijn onderverdeeld, is de kennis van de graden van de enkelvoudige geneesmiddelen onmisbaar om te kunnen beoordelen, in welke verhoudingen deze toegediend moeten worden.
Voorbeelden
De middeleeuwse geneeskunde baseerde zich dus op de hiervoor beschreven leer der humores, en beschouwde daarom de gehele mens vanuit die optiek. Vrolijkheid ontstond in de zaal toen Yperman met een doodernstig gezicht het verschil tussen mannen en vrouwen uitlegde, en waarom mannen geen kinderen kunnen krijgen. Dit alles (met een juiste logica!) verklaard op grond van de humorenleer.
Diagnosen werden natuurlijk vanuit deze leer gesteld. Bij de voorbeelden die Jan Yperman aanhaalde treffen we onder meer Uroscopie of piskijken, waarmee aan de hand van geur, kleur, soms zelfs smaak, schuimvorming en bezinksel in dit ‘lichaamssap’ en oordeel over de balans tussen de humoren, en daarmee de toestand van de zieke werd gevormd.Voor genezing van ziekten hanteerde men drie soorten ‘therapieën’:
- het inwendig en extern toedienen van medicijnen;
- het gebruik van het mes;
- het gebruik van vuur.
♦ Het inwendig toedienen van medijcijnen gebeurde bijvoorbeeld middels poeders of mengels. Ook toonde Jan Yperman een instrument waarmee een zenuwbehandeling aan een kies werd gedaan: Met een metalen naald die via een metalen buisje dat op de slechte plek werd gezet, werd gif zeer plaatselijk aangebracht om ‘de tandworm te doden die in de tand aan het wroeten was’. Dit mocht slechts maximaal 7 keer worden gedaan omdat het gif dodelijk kon zijn.
Voor de uitwendige toediening van medicijnen werden vaak ‘pleisters’ ofwel zakjes met specifieke kruidenmengels of andere stoffen gelegd. Zo werd op pijnlijke plekken wilgenbast gebruikt. De wilg heet ook wel Salix alba, de werkzame stof in de wilgenbast is salicylzuur.
Dit salicylzuur is thans nog te koop als aspirientje. Het verschil met toen is wellicht slechts dat we nu een wetenschappelijk juister (lijkend)e verklaring van de werking kennen.
♦ Het mes of vlijm werd gebruikt bij aderlaten, een geneeskundige handeling die iedereen wel kent, zij het tegenwoordig niet meer in de praktijk. Er waren tijdens het college dan ook geen vrijwilligers te vinden voor een demonstratie. Oorspronkelijk ging het bij aderlaten om hematoscopie of bloedschouw, om aan kleur, smaak, geur, warmte en stolsnelheid een diagnose te vormen. Bij het curatieve aderlaten werd meer bloed getapt, afhankelijk van de aard van de ziekte.
Aderlaten heeft als behandelmethode lang stand gehouden. George Washington liet zich toen hij zich onwel voelde, ook nog aderlaten. Omdat in die tijd (1797) bij een aderlating echter anders dan in de middeleeuwen grote hoeveelheden bloed (Yperman had het over wel een halve tot een hele liter bloed) werden afgetapt, waren de in volgende dagen herhaalde aderlatingen desastreus en overleed deze eerste president van de Verenigde Staten voortijdig.
Het aderlaten leidt ertoe dat door het bloedtekort (een teveel aan) ijzer uit zieke organen wordt getrokken, hetgeen voor bepaalde kwalen de juiste handeling is / schijnt te zijn. Ofschoon men dit niet wist, bereikte men er toch vaak een juist resultaat mee.
♦ De behandelmethode met het vuur had zoals de zaal al vreesde, betrekking op het gebruik van brandijzers. Daarmee werden soms wonden dichtgebrand, hetgeen een weliswaar pijnlijke, maar effectieve methode tegen ontsteking is. Brandijzers werden echter ook gebruikt om specifieke plekken op het lichaam te branden en daarmee genezing te bereiken. Opmerkelijk is dat deze plekken grotendeels overeenkomen met de plaatsen die ook met acupunctuur worden gebruikt. Geef mij dan toch maar die naaldjes, zal menigeen gedacht hebben.
Hoe diep de leer der humores in het denken is doorgedrongen, blijkt nog uit het huidige taalgebruik. We spreken immers van een flegmatiek, melancholisch, cholerisch of sanguinisch karakter en ja, een humeurig iemand heeft dus geen goed balans in zijn humoren. Humoristisch, nietwaar?
Nog veel meer is over deze lezing te vertellen, maar dit verslag beoogt niet een volledige weergave van de lezing te geven. Dat zou ook vanwege de veelheid van informatie een onmogelijke opgave zijn geweest.
Meer weten?
Van de lezing van Hans Siebelink is echter wel een boek uitgegeven bij Free Musketeers en in de boekhandel verkrijgbaar.
De Humorenleer
Over de geneeskunst van de late middeleeuwen in de Lage Landen.
J.G. Siebelink
ISBN 978-90-484-1615-8
Ook:
De Cyrurgie van Jan Yperman uit de bibliotheek van Middelnederlandse letterkunde,
Jan Yperman, de vader der Vlaamse geneeskunst.
Wronghel en Wei
De muzikale omlijsting van de lezing met middeleeuwse muziek door (een damesduo van) Wronghel en Wei hield vele bezoekers uit de koffiepauze. Ofschoon als omlijsting bedoeld, zou een nadere bespreking van de bespeelde replica’s van antieke muziekinstrumenten beslist de moeite waard zijn (geweest). Dat zou deze avond overigens tot in de kleine uurtjes gerekt kunnen hebben.
Er zijn echter ook andere gelegenheden waar u dit muziekgezelschap kunt zien en beluisteren. Kijk daarvoor op de website http://www.wronghelenwei.nl/ waar u dan tegelijkertijd kunt ontdekken waar dit gezelschap zijn naam aan ontleent.
Het volledige gezelschap bestaat uit vijf muzikanten en maakt haar eigen arrangementen, geschikt voor de twee tot vijf spelers, waaruit de groep kan bestaan. Er wordt gespeeld op replica’s van middeleeuwse instrumenten.
De leden van het gezelschap Wronghel en Wei bespelen o.a. Vlaamse doedelzak, schalmei, draailier, hakkebord, vedel, rebec, mondharp, diverse blokfluiten, tamboerijn, huidtrommen, etcetera
AvL 20130122