De zondagmorgenexcursie op 9 november trok een dertigtal belangstellenden naar de kerk in Halsteren. Tevredenstellend, maar er zijn bij dergelijke excursies weleens grotere bezoekersaantallen geconstateerd. Niet bekend is of zich onder de bezoekers ook veel Halsterenaren bevonden die al of geen lid zijnde, gewoon iets meer van ‘hun’ kerk wilden weten. Want meer weten, daarop werden we wel getrakteerd.
Adrie Rokx, voorzitter van de Stichting Behoud Quirinuskerk (zie verder in dit artikel) vertelt de aanwezigen in het kort over de geschiedenis van de kerk , de inrichting van het gebouw en de inspanningen van de laatste jaren ten behoeve van het herstel. Aansluitend daarop vertelde Hans Smeenk van aannemersbedrijf Cauwenborgh over hetgeen hij bij de restauratie zoals tegenkwam.

Deze opname uit 1913 toont een wat kaal interieur zonder de beschildering van het priesterkoor. Het afsluithek tussen de communiebanken is hier goed te zien, evenals de stoelen aan de rechterzijde die toen nog werden gebruikt.
Deze opname uit 1913 toont het interieur (met gasverlichting) zonder de beschildering van het priesterkoor. De vensters zijn voorzien van blank glas. Het afsluithek tussen de communiebanken is hier goed te zien, evenals de stoelen aan de rechterzijde die toen nog werden gebruikt. Merk op dat het huidige kruisbeeld toen al een eerder exemplaar verving. Van de zijaltaren zijn stukjes te zien.

Geschiedenis

De bouw van de Quirinuskerk in Halsteren startte in 1911 en op 26 mei 1913 werd hij door bisschop Meeuwensen ingewijd. Het initiatief tot de bouw van deze kerk ontstond om dat de tot dat moment (weer) gebruikte Martinuskerk veel te klein werd voor de uitdijende katholieke volksgemeenschap. (zie ook WL Stuij, Martinuskerk Halsteren)
De geschiedenis van de Quirinuskerk in Halsteren is onverbrekelijk verbonden met die van de veel oudere Martinuskerk. Het zou echter te ver voeren om hier dieper op in te gaan. Bovendien is hierover al gepubliceerd door Albert Delahaye in o.m. het boek Zeven eeuwen Halsteren, uitgave gemeentebestuur Halsteren, en De parochie van Halsteren tot 1830, uitgave Archivariaat Nassau-Brabant. Desondanks komen we deze relatie in dit verslag nog tegen.
Als architect van de Quirinuskerk werd Jos Cuypers (1861-1949), architect uit Roermond in de arm genomen. Deze architect heeft vanaf eind 19e eeuw tot halverwege de 20e eeuw vele kerken ontworpen. In onze omgeving o.a. de St. Gummaruskerk van Steenbergen, de St. Laurentiuskerk van Breda-Ginneken en de O.L.Vrouw van Lourdeskerk (‘t Fort) in Bergen op Zoom.

De Sint Quirinuskerk vertoont veel verwantschap met de Rozenkranskerk (‘Obrechtkerk’) in Amsterdam (1908-1911). De Sint Quirinuskerk is gebouwd in Romaanse stijl met enkele Neogotische en Byzantijnse elementen. Aan de buitenzijde zijn de twee torens met tussenliggende puntgevel en portiek welhaast gelijk, terwijl in het interieur zowel de speklagen in het metselwerk als de lichte vieringtoren en de beschilderde koepel in het priesterkoor grote gelijkenis vertonen. Wel lijkt deze kerk rijker uitgerust. Foto’s van deze Obrechtkerk vindt u onder meer via deze koppeling.
Opvallend aan de Quirinuskerk is het enorm aantal aparte daken dat het gebouw aan de bovenzijde afsluit. Het doet uw verslaggever denken aan kerkgebouwen zoals je die in Duitsland ziet, maar wellicht dat bouwkundig meer onderlegden hier een beter antwoord op weten.

Mee verhuisd

Veel zaken die voorheen in de Martinuskerk werden gebruikt werden mee naar de nieuwe kerk verhuisd. Om een aantal zaken te noemen:
• Een 17e eeuwse biechtstoel, ‘waarop de rechter zit’, de biechtstoel met het gebogen front en de rechte zuilen. Daarop alleen nog een gesneden beeldje van de H. Quirinus. Andere beeldjes zijn als ‘van weinig waarde’ destijds door pastoor Van Gastel aan de fa Brom te Utrecht geschonken (CGA Juten, Beschrijving van Bergen op Zoom en omstreken);
• de 18e eeuwse preekstoel, die in de moderne liturgieopvattingen een wat overbodig meubel werd, is opgesteld in de Quirinuskapel, waar voorheen de doopvont stond;

Het Quirinusaltaar stond eerder in de Martinuskerk en is anders dan verwacht, geheel van fraai beschilderd hout
Het Quirinusaltaar stond eerder in de Martinuskerk en is anders dan verwacht, geheel van fraai beschilderd hout

• het barokke Quirinusaltaar , dat anders dan wellicht verondersteld, in 1868 in hout is opgebouwd door beeldhouwer Jacobs uit Antwerpen, en bedrieglijk echt als marmer werd beschilderd door P. Dirckx uit Roosendaal. Het was destijds een schenking van A. Testers en M. Keulemans.
• de 17e eeuwse orgeltribune (1643) achterin de kerk dat ook in de Martinuskerk het portiek voor de hoofdingang vormde en gemaakt is door Jan de Nole Colijns uit Antwerpen.
Overige meubelstukken zijn aangeschaft bij de ingebruikneming van de kerk, vaak dank zij een schenking van parochianen, zoals het Maria-altaar in de linker zijbeuk. De kruisweg omvat 16 zogenaamde staties bestaande uit grote wandschilderingen en de daaronder geplaatse lambrizering. Ten minste een aantal ervan werd door individuele parochianen geschonken. Zij werden als schenker onderaan de betreffende tafereel vermeld. De tweede biechtstoel die overigens uit 1866 stamt was eveneens een schenking van de parochianen aan de Quirinuskerk. De vier engelen dragen attributen die het karakter van de biecht benadrukken.

 

Doopvont

De doopvont stond oorspronkelijk in de ruimte onder de noordelijke toren, waar thans de Mariakapel is ondergebracht. Het voetstuk herbergt de koperen gedenkplaat waarop de reden van de schenking is vermeld.
De doopvont stond oorspronkelijk in de ruimte onder de noordelijke toren, waar thans de Mariakapel is ondergebracht. Het voetstuk herbergt de koperen gedenkplaat waarop de reden van de schenking is vermeld.

De 16e eeuwse doopvont en de grote kandelaars op het altaar verdienen aparte vermelding; deze werden volgens het dekenaal verslag van 1920 tezamen met nog meer kerkschatten, zoals een monstrans tijdens de geloofsonlusten in 1619 (doch vermoedelijk omstreeks 1648) verborgen voor kwaadwillenden, en daarna kennelijk vergeten. Pas in 1920, dus na de verhuizing naar de Quirinuskerk wordt deze schat ontdekt bij graafwerkzaamheden in de achtertuin van het huis aan de Kromstraat waar destijds de koster van de parochie woonde. Voordat anderen zich meester kunnen maken van deze sensationele vondst, waardoor deze naar het Rijksmuseum of in de antiekhandel (via J. Brom in Utrecht, de leverancier van het hoofdaltaar…) zou verdwijnen, weet de pastoor Van Gastel dank zij bemiddeling van de provinciale monumentencommissie deze zeldzame stukken voor de parochie te behouden cq te verwerven. (wie hier meer van wil weten raadplege het jaarboek 2013 van heemkundekring Halchterth, Mo[nu]menten Halsteren – Lepelstraat en Kerk en Albert Delahaye: Raadhuis van Halsteren 1968 Het Archivariaat). Een deelneemster aan de excursie attendeert er op dat de doopvont aanvankelijk in de kapel onder de noordelijke toren heeft gestaan. Deze voormalige doopkapel is thans ingericht als een, ook buiten de openingsuren van de kerk, van buitenaf toegankelijke Mariakapel. Daarmee staat de doopvont nu dus op zijn derde plaats in de kerk.

Beschildering

Een van de zeven glas-in-lood panelen op het priesterkoor, waarin de zeven sacramenten zijn verzinnebeeld
Een van de zeven glas-in-lood panelen op het priesterkoor, waarin de zeven sacramenten zijn verzinnebeeld. Rondom is een stukje van de fraaie wandbeschildering te zien

In het priesterkoor trekt als eerste de plafondschildering de aandacht, waarop het Laatste Avondmaal is afgebeeld door de veelzijdige kunstenaar Joan Colette uit Delft. Deze heeft kennelijk inspiratie gezocht bij kunstenaars als Leonardo da Vinci, Hans Holbein en Juan de Juanes. Hierboven vindt u een afbeelding waarop deze koepel nog maagdelijk wit is. De schildering is dus later aangebracht op het droge stucwerk (secco). Een dergelijke werkwijze is kwetsbaarder voor vocht omdat de pigmenten op de pleisterlaag liggen en er niet in dringen. Omdat er ook daadwerkelijk lekkages in het dak boven deze koepel waren, was restauratie bepaald nodig. Maar om kleurverschillen met de overige delen te voorkomen was een complete schoonmaakbeurt volgens Hans Smeenk noodzakelijk. Het resultaat is er trouwens naar; het kunstwerk ziet er zo stralend uit als in het begin van de vorige eeuw.
Beneden deze koepel zijn zeven glasvensters aangebracht, waarin de glas-in-loodpanelen de zeven sacramenten tonen, gemaakt door Joep Nicolas uit Roermond naar een ontwerp van de architect Jos Cuypers. (noot: in 1913 was Joep 16 jaren oud; de glas in loodpanelen zullen dus zeker van latere datum zijn)
Niet alleen het priesterkoor, maar ook het plafond in het middenschip en de kruisbeuken zijn de moeite waard. Een houten betimmering, voorzien van een fraaie beschildering langs randen en draagelementen. Voor details hoeft u niet direct naar de kerk zelf te gaan, de website van de Christoffelparochie biedt veel informatie en prachtige afbeeldingen van deze kerk. En benijdenswaardig genoeg: voor deze kerk is zelfs een virtuele rondgang, zij het in een wat klein formaat, beschikbaar! Een panoramafoto van december 2012 toont het interieur tijdens de verbouwing. Hier kunt u ook het plafond bekijken.

Inrichting

De afsluiting van het portiek is eveneens afkomstig uit de Martinuskerk
De afsluiting van het portiek is eveneens afkomstig uit de Martinuskerk

Waar in een wat verder verleden de celebrant met zijn rug naar de gelovigen de mis opdroeg aan het hoofdaltaar, werd na het tweede Vaticaans Concilie zoals in veel kerken direct vóór het priesterkoor een altaar geplaatst waarbij de celebrant naar de gelovigen was gekeerd. Bij de hersteloperatie van Het kerkbestuur maakte van de gelegenheid van de huidige hersteloperatie gebruik om de indeling van de kerk opnieuw te veranderen; thans staat het altaar nog verder naar achter, direct onder de vieringtoren. Het aanvankelijk verlengde priesterkoor is weer in zijn oorspronkelijke vorm zichtbaar, terwijl een nieuwe, verplaatsbare verhoging onder de vieringtoren staat. De banken in de dwarsbeuken een kwart slag zijn gedraaid, banken in de zijbeuken zijn verdwenen en de rijen in het middenschip reiken (uiteraard) niet verder dan de kolommen van de vieringtoren. Alleen direct voor het Maria-altaar staat een klein rijtje banken voor het gebruik als dagkerk. De huidige bezoekersaantallen zijn van dien aard dat deze indeling toereikend is. Voor bijzondere gelegenheden worden in de zijbeuken zo nodig losse stoelen bijgeplaatst. De vloer in de hele kerk is met het oog op deze indeling geheel vlak gemaakt. Daarmee is ander gebruik ook mogelijk. Tevens heeft men gemeend de doopvont centraal voor het priesterkoor op te stellen. Daardoor kwam in de Quirinuskapel ruimte vrij om de preekstoel te plaatsen.

De vele daken op het kerkgebouw maken ook de buitenzijde tot een markant gebouw in het dorpshart
De vele daken op het kerkgebouw maken ook de buitenzijde tot een markant gebouw in het dorpshart

Buitenzijde

Een wandeling rond het kerkgebouw brengt eens temeer de vele daken en bijbehorende goten (met bijbehorende kans op lekkage) onder de aandacht. Hans Smeenk vertelde dat hij bij het herstel van de voorgevel en torens beslist aandacht aan de drie beelden wilden besteden, ondanks dat de bisschoppelijke bouwdienst hier geen noodzaak toe zag. Gelukkig maar dat hij dat toch gedaan heeft, de beelden stonden bij onderzoek nagenoeg los op hun sokkels. Je moet er niet aan denken wat er had kunnen gebeuren als deze inspectie en herstel achterwege waren gebleven!
Hans Smeenk attendeerde de bezoekers ook op een ijzeren staaf die in het muurwerk rondom het gehele gebouw loopt. Een stukje ervan is goed te zien in de vijf hoge ramen in de voorgevel, waar hij vlak voor de glas in loodpanelen (derde vak van boven) langs loopt. Deze versterking vormt na honderd jaar tevens een bedreiging voor het gebouw: door roest is een groot deel van de gevel volgens Smeenk een stukje opgetild. Welke schade deze roest kan veroorzaken is thans nog goed te zien in de rechter zijgevel, waar op dezelfde hoogte enkele stenen gewoon van hun plaats zijn gedrukt. Herstel is dus beslist geboden.

Stichting

De ijzeren bindingsstaaf drukt door roest het metselwerk kapot
De ijzeren bindingsstaaf drukt door roest het metselwerk kapot

Na meer dan zeventig jaren in gebruik te zijn geweest werd duidelijk dat voor behoud van het gebouw op meerdere plaatsen grondig herstel nodig werd. Daarop is in 1985 de Stichting Behoud Quirinuskerk opgericht met als doel het bijeenbrengen van middelen voor het herstel. Ondanks dat eigenlijk meer geld nodig is, is de bijeen gebrachte 7 ton voldoende voor herstel van de belangrijkste schades. Van de vijf voorziene deelprojecten zijn daarmee drie fasen uit te voeren. Twee fasen wachten nog op verder financiering, waarvoor nog eens drie à vijf ton nodig is.
Even goed kunnen we nu al met voldoening constateren, dat het kennelijk in deze tijd van voortgaande ontkerkelijking toch nog steeds mogelijk blijkt, om een monument als de Quirinuskerk door een grondige restauratie voor het nageslacht te bewaren.

Vergelijkbare berichten