In de 4e Hofzaallezing op 2 april 2019 vertelde archeoloog drs. Marco Vermunt (zie onder) niet alleen over de jongste opgravingen maar ook over de bouw en de geschiedenis van het kasteel van Wouw en zijn bewoners. De zeer interessante lezing maakte duidelijk dat het jaren durende onderzoek zijn vruchten heeft afgeworpen. Bij de laatste opgravingen verrassend mooie ontdekkingen gedaan. Aan het eind van zijn presentatie lichtte Vermunt een tipje van de sluier alvast op.
Verdwenen uit het collectief geheugen
Het enige dat thans voor de passant nog herinnert aan het vroegere kasteel Wouw is de naam Kasteelweide voor het voormalig kasteelterrein dit iets buiten de Wouwse bebouwing ligt. (De hierbij afgebeelde heggenstructuur moest wijken bij de laatste opgravingen)
Waar ooit een prachtig kasteel stond zie je nu enkel wat stapels stenen en veel omgewoeld zand. Verder een verhoogd rond stuk gras met knotwilgen aan de kant. Maar hoe weinig er boven de grond zichtbaar is, des te meer was er ondergronds te ontdekken. Hier was Vermunt met zijn vrijwilligersteam jarenlang aan het werk. Hij benadrukte dat een dergelijke grote opgraving alleen dank zij de voortdurende inspanningen van de leden van heemkundekring de Vierschaer mogelijk was. Een bedrijfsmatig uitgevoerde opgraving zou het onderzoek onbetaalbaar gemaakt hebben. Het veldwerk is nu afgerond. De bevindingen worden nog verder uitgezocht en de vondsten zijn voor inventarisatie en verdere studie naar het archeologisch depot van Bergen op Zoom gebracht. Zonder twijfel leidt het onderzoek tot een nieuwe publicatie…
Tot 1934 was het kasteelterrein van Wouw voor de meesten nog onbekend. De toenmalige eigenaar van het land had veel last van puin in en boven de grond. Door een gelukkig toeval kwam op dat moment De heer Mastboom (ja, die) voorbij, die wel wist wat er in dat terrein aanwezig was. Door dit toeval werd besloten om voorlopig nog geen puin te ruimen maar het terrein eerst te verkennen. Ter plaatse werd door de Rijks Archeologische Dienst (thans RCE) alles opgemeten en het graafwerk afgerond met als doel zoveel mogelijk in de grond te laten zitten. Het terrein werd door deze steenresten onbruikbaar geacht voor landbouwgrond, en daarom voor jaren een weiland.
Waarschijnlijk naar aanleiding hiervan heeft toenmalig stadsarchivaris Corneel Slootmans in 1943 veel archiefonderzoek gedaan naar het kasteel van Wouw. In dat jaar verscheen van hem in het Jaarboek van de Ghulden Roos een uitgebreid artikel met de titel “Het voormalige Kasteel van Wouw” (zie onder de koppeling). Zijn onderzoeken leverden informatie over welke verbouwingen in de loop der jaren hadden plaatsgevonden, wie er woonden en hoe het leven op het kasteel er uit zag. Maar er was ook nog veel wat hij nog niet wist en dat vond Slootmans heel spijtig. Hij betreurt dat hij niet verder komt blijkens de volgende passage: “Bijna iedere Domeinrekening bevat enkele mededeelingen over allerlei bouwwerkzaamheden aan het Wouwsche kasteel. Men kan met deze posten heel gewichtig doen, in werkelijkheid laat er zich heel weinig mee reconstrueeren, voornamelijk omdat indeeling en juiste bouw ons niet bekend zijn“.
Gelukkig voor ons is hier anno 2019 veel meer over bekend. In 2012 verscheen er al een boek over het kasteel van Wouw. En nu, slechts enkele jaren later, ligt er genoeg materiaal voor misschien wel een tweede boek.
De opgraving
In 1991 werd de Kasteelweide aangekocht door de gemeente die later een onderzoek met de grondradar wilde laten uitvoeren. Intussen werd een landschapspark aangelegd met begroeiing in de vorm van het kasteel. Stichting Kasteel van Wouw werd in 2011 opgericht en er werden onderzoeken gedaan met gebruik van een radar, een weerstandmeter, van grondboringen en later ook van digitale metingen door drones . Na overleg met Marco Vermunt werd in 2015 een onderzoekvergunning aangevraagd en een jaar later kon het onderzoek starten. Vanaf die tijd was er iedere week een team met meer dan 20 vrijwilligers bezig met de opgravingen.
Terwijl het graven nog maar net was begonnen kwamen tot verbazing en schrik van de archeoloog de eerste resten al tevoorschijn. Als archeoloog is Vermunt gewend om bij graafwerkzaamheden diep de grond in te gaan. Maar bij het maken van de proefsleuven kwam men er al snel achter dat, juist van dit beschermde monument, vlak onder het graswerk de muren al zichtbaar waren. De bovenkant van de ronde toren kwam zelfs net boven het gras uit. De schrik ontstond, omdat de bovenste delen dus niet vorstvrij, en daarmee kwetsbaar, lagen.
In 2016 jaar werden delen van de oude burcht onderzocht, vastgelegd en weer opnieuw afgedekt. In de volgende jaren werden de voorburcht, 4 hoektorens, achterpoort en een deel van de grachtmuur onderzocht. Later volgden de voorburcht en de bijgebouwen. Er werd een kelderruimte gevonden, een deel dat leek op een boerderij, een waterput, een deel van een oven. Uiteindelijk bleek het om een enorm groot terrein te gaan.
Opgraving 2017 Opgraving 2018Bouwgeschiedenis
1. Eerste bouwperiode 13 eeuw
2. Grote herstelwerken 14e eeuw; bouw van ronde toren
3. Herbouw van de voorburcht 15e eeuw
4. Bekleding van de burcht met natuursteen 1470
5. Herbouw van de voorburcht 1488-1493
6. Bouw van de fortificatie 1492-1500
Enkele resultaten uit het onderzoek
Er zijn verschillende soorten kastelen in Nederland. Het kasteel van Wouw hoort bij het type ‘ronde en polygonale (veelhoekige) kastelen’. Het ligt in een beekdal en is gebouwd op een ondergrond van veen.Onder het kasteel staan palen van berkenhout. De ouderdom van die palen is gedateerd op 1265-1312. De ronde waterburcht werd ongeveer gebouwd tussen 1250-1300. Om de datum van oprichting verder te preciseren is nog meer archiefonderzoek of vondstonderzoek nodig. Mooi is dat Marco zijn onderzoek kan toetsen aan soortgelijke types kastelen in binnen- en buitenland. Hierdoor kunnen de waarnemingen beter worden geplaatst en geïnterpreteerd. Vermunt stelt dat het kasteel Wouw begon als een ‘waterburcht’ met een doorsnede van 40 meter. Er waren toegangen met bruggen, een vierkante toren los van het kasteel, een voorburcht van 9 bij 15.5 meter, een dubbele gracht drie en twee meter diep en een poortgebouw.
Verder was er een ringmuur gebouwd met rode kloostermoppen rustend op blokken gobertangesteen. Dit was nodig om de muren tegen het water te beschermen. De ondergrond was veen uit het beekdal. Daarom stonden onder de burcht houten palen die met de C14-methode gedateerd zijn op de periode 1265-1312.
Na opgravingen zijn er overblijfselen van verschillende vertrekken gevonden. Zo kwam men een ‘stove’ tegen, een soort te verwarmen badhuis van 7,5 -9,5 meter. De keuken was te herkennen aan het keukenafval dat was gevonden, zoals zaden en pitten. In de grachten werd nog aardewerk gevonden uit de begintijd van het kasteel. Andere vondsten waren wat militaire attributen zoals een lontschotgeweer uit de 16e eeuw en verder heel veel stenen kanonskogels.
In de 14e eeuw was de burcht al bouwvallig omdat de funderingen op het veen stonden. Naderhand zijn wel de muren vervangen maar de fundering bleef staan. Bouwtechnisch was het niet zo stevig, men had in die tijd ook weinig ervaring in het bouwen met steen.
Later kwam er een ronde toren die later een veelhoekige vorm kreeg. Ook in de eeuwen daarna werd er nog steeds regelmatig bijgebouwd. Binnen de muren kwamen steeds meer gebouwen: ‘de zale’, stallen, een bakhuis, een smidse, een melkhuis, een vleeshuis, een gevangenis, privévertrekken en een kapel.
Uit archieven is bekend dat de eigenaar op het kasteel personeel in dienst had. Dat waren bedienden en adviseurs die met hem mee gingen als hij op reis moest. Er waren ook mensen in dienst op het kasteel zoals het keukenpersoneel, knechten, valkeniers, een hoendervanger en een kapelaan. Als het kasteel aangevallen werd dan hielpen het personeel en de mensen uit de omgeving mee om te verdedigen.
In de 15e eeuw kwam er een grote turfschuur en een boerenbedrijf met stallingen voor de paarden.
Vermunt vertelde dat het heel lastig was om de verschillende perioden in de bodem te onderscheiden omdat in de grond resten van drie perioden over elkaar te zien waren. Op de vroegere kademuur waren later huizen gebouwd. In deze periode werd er constant aan het kasteel gebouwd, dit was nodig omdat door het voortdurende contact met het water er regelmatig iets moest worden gerepareerd of worden vervangen. Helaas kan hiervan geen afbeelding worden getoond; Vermunt geeft er de voorkeur aan deze voor een nieuwe publicatie te reserveren.
Vesting
Door de opkomende dreiging van moderne buskruitwapens begon men in 1492 met de bouw van een vesting om de burcht. Het gehele complex werd omgeven met aarden wallen met vier hoektorens en twee grote poortgebouwen. (zie opmetingen 1934 hierboven)Daarbuiten groef men een nieuwe brede gracht. De vrijkomende grond vormde daarbij de wal. Zo kreeg je een versterkt kasteel. Deze kasteelfortificatie is de grootste in Nederland, en (waarschijnlijk) in Europa. Het bolwerk met borstwering van 40×62 meter was groter dan het Markiezenhof in Bergen op Zoom. Bij de bouw was bouwmeester Anthony Keldermans uit Mechelen betrokken. In de rekeningen uit die tijd is te lezen dan Keldermans zelf bij het metselen van de gewelven aanwezig was om aanwijzingen te geven.
In 1505 was alles gereed en vanaf die tijd stond er een indrukwekkend vestingwerk dat voldeed aan alle verwachtingen. De waterburcht bleef een versterking binnen de vesting. Ook vreemde legers en de bewoners uit de omgeving zochten er hun toevlucht. Vooral in de Tachtigjarige Oorlog wisselde het regelmatig van bezetter. In 1621 (einde Twaalfjarig bestand) om geen verdedigbare sterkte vlak bij de vesting Bergen op Zoom te houden, werden de wallen geslecht. Vanaf toen ging het verval van de gebouwen snel. Wel was er nog het oostelijk poortgebouw dat bewoond werd. DE afbeeldingen uit die tijd tonen dit verval. Tegenwoordig is er van het hele complex niets meer zien maar in de grond zijn nog talloze gebouwen aanwezig.
Eigenaren in de loop der eeuwen
Tot 1287 heren van Breda
1287 tot 1309 Gerard van Wezemaal
1309-1351 van Wezemaal/Johanna van Voorne
1351-1419 heren van Boutershem
1419-1567 heren en markiezen van Glymes
1567-1577 Koning van Spanje
1577-1585 Maria van Merode/Jan van Wittem
1605-1649 Prins van Oranje
1649 Van de Berg-Van Hollenzollern-De la Tour d’Auvergne-van de Palts-Sulzbach
De bewoners
Het land van Bergen op Zoom maakte tot 1287 deel uit van de heerlijkheid Breda. Sophie van Berthout van Mechelen, getrouwd met de heer van Breda wordt vermeld als een van de eerste edelen die in het kasteel verbleven. Zij noemde zich Vrouwe van Wouw. Dit zal zo rond 1268 geweest zijn. Na het overlijden in 1278 van Arnoud van Leuven, weduwnaar van de laatste vrouwe uit het huis Breda en Schoten, bepaalde de hertog van Brabant dat Raso van Liederkerke de stad Breda zou krijgen en Gerard van Wesemaal een gelijkwaardig deel. Het gebied dat van Wezemaal ontving omvatte de heerlijkheden Bergen op Zoom en Wouw. Naar het noorden en zuiden was deze heerlijkheid Wouw niet scherp begrensd. Ten noorden lagen Steenbergen, Gastel, Oudenbosch en Hoeven, die door beide heren gezamenlijk bestuurd moesten worden.
Zijn andere heerlijkheid, Bergen op Zoom, omvatte het huidige Bergen op Zoom, Halsteren, Woensdrecht, Ossendrecht, Huijbergen en Putte, Zandvliet, Berendrecht en Stabroek. In deze omgeving was maar weinig ontgonnen land maar vooral veel zandverstuivingen, heide en laaggelegen zoutland langs de Schelde. Toch lag juist in Bergen de toekomst want in de 13e eeuw werd Bergen op Zoom een steeds belangrijker (handels-)stad.
Gerard van Wezemaal noemde zich heer van Bergen op Zoom. Hij was eigenlijk een geestelijke die het tot kanunnik bracht in Utrecht. Later werd hij ridder (slag bij Woeringen 1288). Wouw is voor van Wezemaal zo belangrijk dat hij zichzelf ‘Gerardus van Wesemale Heer van Woude ridder’ noemt.
Na zijn overlijden in 1309 komen zijn bezittingen in handen van zijn nakomelingen, de familie van Boutershem en daarna de familie van Glymes. De families wonen daar met hun horigen.
Uit archieven blijkt dat de verschillende families graag in dit kasteel verbleven, bijna nog liever dan in hun stadspaleis te Bergen op Zoom. Alle kinderen van Jan III van Glymes zijn er geboren. Jan van Glymes I is er overleden, Hendrik van Boutershem is er geboren. Maria van Merode, markiezin van Bergen op Zoom, was de eerste die er echt woonde. Jacqueline de Croy (vrouw van Anton van Glymes en moeder van Jan IV van Glymes, markies van Bergen op Zoom) schuilde in 1542 in het kasteel om zich te beschermen tegen de strooptochten van Maarten van Rossum.
Zowel Karel V als Philips II hebben het kasteel bezocht. Ook Philips de Schoone en Erasmus kwamen er graag om met elkaar te filosoferen over allerlei onderwerpen, bijvoorbeeld over magie en toverkunst.
In 1488 wordt de heerlijkheid Wouw met daaronder het kasteel geschonken aan Jan III van Glymes.
Het kasteel kwam later in handen van zijn zoon Jan IV van Glymes. Maar als die in ongenade valt bij koning Philips II en daarna in 1567 overlijdt worden alle bezittingen in beslag genomen en verkocht in Antwerpen.
Het kasteel lag op de scheidslijn tussen Staatsgezinden en Spaansgezinden en werd daarom diverse keren belegerd. Eén keer (1588) is het kasteel zelfs door slecht betaalde Staatse soldaten ‘verkocht’ aan Parma.
In 1605 werd het kasteel ingenomen door Prins Maurits. Na onderhandelingen werd het kasteel neutraal verklaard waarmee overeengekomen werd de vesting te slechten. Zo begon het verval van het kasteel.
In 1747 diende het kasteel toch nog tot vesting voor de Franse troepen die het als hoofdkwartier gebruikten tijdens het Beleg van Bergen op Zoom (Löwendahl).
De laatste kasteelbewoner overleed in 1834. Sinds 1979 is het terrein beschermd.
Belangwekkende vondst
Als uitsmijter vertelde Vermunt dat bij de opgravingen resten werden ontdekt van een mogelijk nóg ouder bouwwerk dan thans bekend is. Omdat dit nog nader onderzoek vergt geeft hij er de voorkeur aan hierover thans nog geen details vrij te geven. Er zijn dan ook geen foto’s van deze vondsten bij dit artikel opgenomen. De bovenvermelde mogelijke nieuwe publicatie zal daar te zijner tijd vast duidelijkheid over geven. Iets om naar uit te kijken.
Over de inleider
archeoloog drs. Marco Vermunt, geboren te Bergen op Zoom. Studeerde van 1982 tot 1988 Kunstgeschiedenis en Archeologie aan de KU Nijmegen. Na zijn studie was hij werkzaam bij verschillende archeologische diensten waaronder die in Bergen op Zoom. Hij werkte samen met de ‘Stichting In den Scherminkel’ aan verschillende opgravingen. Sinds 1998 is hij aangesteld als gemeentelijk archeoloog van Bergen op Zoom. De tegenwoordige samenwerking van archeologische diensten van omliggende gemeenten brengt hem ook verder in West-Brabant. (zie hofzaallezing 2016: Op zoek naar de Romeinen) Over zijn opgravingen zijn meerdere publicaties en een boek verschenen.