Op 9 oktober 2021 werden in een bijeenkomst in de Gertrudiskerk ter nagedachtenis van Willem van Ham twee boeken voor de Geschiedkundige kring ten doop gehouden. In een stemmige setting met muzikale omlijsting door een ensemble met zang, blokfluit en viola da gamba, en het Ibach orgel bespeeld door Janno de Engelsman werd het een stijlvolle gebeurtenis, waarin twee auteurs van elk boek een verhelderend licht lieten schijnen op enerzijds deze boeken, en anderzijds tevens op Willem van Ham en zijn ongelooflijk veelzijdige oeuvre.
Eerder (28 nov 2020) was ‘Jan IV van Bergen, leven en nalatenschap van een (on)fortuinlijke markies’ gepresenteerd, maar de coronaperikelen beletten toen een grotere bijeenkomst.
Het eerste exemplaar van ‘Willem van Ham, zijn leven, zijn werk, zijn levenswerk’ werd in een eveneens kleine setting op 3 juni 2021 aangeboden aan de commissaris der koning.
De muzikale intermezzo’s, die tezamen een heus klassiek concert vormden,  boden evenzovele plezierige rustpunten tussen de presentaties die, ondanks de beperkte spreektijd, diepgravend waren.

Joey Spijkers toont een geschetste afbeelding van Jan IV, van de hand van (vermoedelijk) Willem Juten.

Historicus Joey Spijkers schetste hoe Jan IV van Glymes in de 19e eeuw weinig gunstig beschouwd werd, en hoe dat te maken had met de veranderende kijk op geschiedschrijving.
Toentertijd (16e eeuw) maakte het voor de adel weinig uit welk karakter iemand had, of welke religie deze aanhing. De plaats in de adellijke stand was toen van meer belang.
De ‘rehabilitatie’ van Jan IV ontstond pas vanaf het begin van de 20e eeuw.  Het pas door Willem Juten opgerichte blad Taxandria werd goeddeels gevuld door broer Gerard, pastoor in Willemstad. Diens publicaties, die overigens veel teksten van elders (‘knip en plak’) omvatten, maakten van Jan IV een katholieke markies.
Ook Korneel Slootmans (ism Jean Kleyntjes s.j.) versterkte dit beeld met  publicaties als Jan metten Lippen (wat feitelijk een veel bredere publicatie is dan de titel suggereert) en het artikel van Anton van Duinkerken in De Tijd over de ballade van Jan IV, zijn bijdrage aan de 25 jarige verjaardag van prinses Juliana. Korneel Slootmans maakte met zijn boek Jan metten Lippen van Jan IV zelfs een Bergenaar.
Spijkers wil duidelijk maken dat we een historisch figuur als Jan IV onwillekeurig vanuit het eigen perspectief bezien en beoordelen. Dat beeld strookt waarschijnlijk nauwelijks met de toenmalige realiteit.
Tijdens zijn onderzoek stuitte hij natuurlijk ook op de voortdurende verplaatsing van het gebeente van de markiezen (Het rusteloos gebeente  (en vervolg) door Willem van Ham), van wie de resten thans (definitief?) in de Gertrudiskerk zijn teruggekeerd. 

  • Een andere merkwaardigheid viel hem pas op bij het voorbereiden van zijn presentatie: een herhaaldelijke verwarring omtrent de juiste sterfdatum. Als klap op de vuurpijl blijkt deze zelfs in de inleiding van het boek Jan IV onjuist vermeld te zijn: 15 maart 1567. Op het omslag staat overigens wel het juiste jaar vermeld. Om aan alle misverstand een einde te maken: de juiste datum is 21 mei 1567.

Integrale tekst van de lezing Joey Spijkers (pdf) 

Kunsthistoricus Bart van Eekelen toonde zijn publiek het Markiezenhof door de ogen van Willem van Ham. Daarover heeft hij een lezenswaardige bijdrage aan het gedenkboek geleverd. 
Van Ham heeft onze kijk op dit stadspaleis grondig verrijkt en gecorrigeerd. Daarvoor gebruikte hij geen andere onderzoeken, maar greep altijd terug op de oorspronkelijke bronnen,  zoals de administratie van de markies.
Uit de herpublicatie in 2010 bleek dat Willem van Ham al decennia eerder op de hoogte was van L’histoire abrégée de berg-op-Zoom van Faure, en daaruit ook informatie over het Markiezenhof putte. Zo zag hij in aantekeningen in het archief dat er tijdens de periode Francois Egon de la Tour d’Auvergne  werkzaamheden aan de tuingevel zijn geweest, en dat het verwijderen van de torenspits toen heeft plaatsgevonden.
Ook ontdekte hij dat de mansardekap op de vleugel boven de galerij niet tijdens de kazerneperiode was toegevoegd, maar al in 1785 was geplaatst.

 

De fundering onder de archiefruimte mag er ook wezen

De ruimte die nu als kapel in gebruik is, is in feite een extra tegen brand beveiligde archiefbewaarplaats. De kapel van het paleis werd bij opgravingen teruggevonden in de Franse tuin.
Het Christoffelbeeld dat thans in de nis boven de hoofdpoort staat is een geschenk van het 3e regiment aan de stad in 1914. Faure gaf aan dat daar eerder het wapenschild van Glymes was aangebracht. Op een tekening van Cornelis Pronk uit 1748 is dit enigszins te herkennen.
Bart van Eekelen beschouwt de publicatie ‘Het Markiezenhof tot 1795’  van Willem van Ham als de meest waardevolle publicatie over dit stadspaleis. Hij merkt nog op dat de foto op het omslag van die publicatie het beeld is dat Willem decennia lang vanuit zijn appartement aan de Noordsingel zag.

Johanna Jacobs benadrukte dat de verdiensten van Willem van Ham nauwelijks kunnen worden overschat. De veelzijdigheid van zijn onderzoekende aandacht is enorm. Maar liefst 600 publicaties zijn er verschenen, en in zijn administratie zijn nog onafgemaakte studies aanwezig. Uit zijn aantekeningen werd een overzicht samengesteld met wie hij voor publicaties had samengewerkt. Van die lange lijst wetenschappers kwamen maar liefst 34 bijdragen van 33 auteurs, die tezamen een fruitschaal vormen waar je als lezer een keuze uit kunt maken. Het gedenkboek vormt een blijvend eerbewijs voor Willem van Ham, als  archivaris, historicus, vlaggenkundige en heraldicus, levensgenieter, veelzijdig en authentiek mens.
Om nog duidelijker te maken wie Willem van Ham was, is een pagina op wikipedia aangemaakt waarin deze veelzijdige mens is geportretteerd. Ter meerdere bevestiging van zijn betekenis voor de regionale geschiedschrijving gaan er vanuit de politiek stemmen op  om een straat of laan naar Willem van Ham te vernoemen

Jelle Vervloet schetste als één van de 33 auteurs zijn bijdrage aan het gedenkboek  de in de loop der tijden veranderende positie van geschiedenis en geschiedschrijving onder de titel ‘Van top down naar bottom up’.
Geschreven geschiedenis en oude kaarten geven een besef van tijd, en herinneren aan een verleden dat anders was. Dat begon trouwens als middel tot overheersing: bezittingen werden vastgelegd en  functies in de toenmalige maatschappij gemonopoliseerd.
De eerste geschiedschrijvers berichtten vooral over koningen, keizers, bisschoppen, hun macht en de strijd daar om. Het leven van de gewone man in de dorpen werd niet beschreven.
Pas vanaf de 16e eeuw is er meer aandacht voor lokale gebeurtenissen, terwijl vanaf de 17e eeuw de interesse van de gegoede burgerij voor de lokale geschiedenis ontstaat. Zo is er van Bergen op Zoom de Histoire abrégee van Johan Faure.
Vanaf de 20e eeuw zijn er steeds meer amateur-historici naast de professionals die bijdragen leveren. Voor al die publicaties is essentieel dat gedetailleerd brononderzoek wordt gedaan eer gefundeerde uitspraken kunnen worden gedaan.

Integrale tekst van de lezing Jelle Vervloet (pdf) 

 

De sprekers werden als dank voor hun bijdrage vereerd met een boeket.

Ter afsluiting van deze bijzondere bijeenkomst bracht Janno den Engelsman het bekende Merck toch hoe sterck, con variatione naar Cor Kee, te gehore op het Ibach orgel. (nog meer versies)

Meer informatie
Er is een podcast bij Erfgoed Brabant beschikbaar waarin Bart van Eekelen en Joey Spijkers vertellen over de totstandkoming van het boek Jan IV.

Vergelijkbare berichten

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *