Ordonnantie op den Yck 1760
Ter bevordering van de handel is het van alle tijden dat koper en verkoper weten welke hoeveelheden goederen in een verkoop zijn overeengekomen. Daarbij zijn standaard maten en gewichten onmisbaar.
Belangrijk daarbij is dat gebruikte meetmiddelen daadwerkelijk gelijk zijn, bij zowel de koper als de verkoper. Deze middelen werden daartoe geijkt, dat wil zeggen, gecontroleerd aan de hand van een vastgelegde standaard.
Weliswaar werden dergelijke standaarden plaatselijk vastgesteld, waardoor in een groter verband lengte- en inhoudsmaten toch nog danig konden verschillen. Zo kende men de Amsterdamse voet (28,3 cm ) en de Rijnlandse voet (30,8 cm). Een afstandsmaat als ‘een uur gaans’ is in moderne oren wel heel onnauwkeurig.
Op de website van het Meertens Instituut is een uitgebreid overzicht van oude maten en gewichten in te zien. Tegenwoordig is dat heel wat eenvoudiger.
In het voorliggende boekje zijn niet de (plaatselijke) standaarden zelf vastgelegd, maar wel de werkwijze waarop anno 1760 in het Markiezaat het toezicht op de gebruikte meetmiddelen werd geregeld. Inclusief boetes bij overtreding.